rondom hem bezielde en zij houwden allen als hij. Hunne zich vermenigvuldigende sabels sikkelden door de lucht als voor een veelvoudigen oogst van ijzer en staal en van vleesch en bloed; omringd door de Spanjoolsche ruiters, die dichter en dichter drongen, kliefden de Moorsche klingen de helmen òp, de koppen af, stieten de Moorsche lansen de ijzeren mannen uit het zaâl en werd het gevecht tot een dichte, verwoede verdelging, waarin de stervende paarden storteden over elkaâr, waarin de Spanjolen stapelden over elkaâr, vertrapt, vertreden, in ophoopingen van knarsende harnassen, in knerpende verbrijzeling van bloedomplaste ledematen, door eén geknurfd met het rood doorweekte leder en doorbulte staal: een helsche warreling, waarin niets meer herkenbaar werd, vriend noch vijand, hopman noch soudenier, mensch nauwlijks noch dier. Eéne massa van verbeestelijking, die daar op die plek aan de Mooren een oogenblik zege verschafte, zege, die Aboe-Abdallah, nimmer getroffen, zoo bezielde tot dronkenschap van ziel en zin beide, dat hij steeds denkende aan den dadelijken dood, die nù komen zoû, nu zij zegevierden, de toomen zijns paards los liet, het dier slechts drukte en drong en dwong met de knieën en met beide handen zijn sabel zwaaide om sneller en krachtiger te maaien. Zijn oogst te maaien, zijn rooden oogst - helm òpen, kop àf, - tot het alles rondom hem zeeg over de roode plassen zuigende aarde: de vallende, ijzeren menschenhalmen, de zinkende, stalen korenaren, op een wreeden hoop in het wijde rond... En telkens dacht hij: o, Morayma... thans sterf ik... en kòm ik... waar je mij zoekt... in de voortuinen van ons Paradijs!... of hij dacht: o, Abdallah... thans sterf ik... en overwinnende... laat ik je mijn troon en mijn kroon...
Maar, op afstand, zelve in heetst gedrang van moord en slachting, zag Muza, de jonge veldheer, eensklaps zijn koning, Aboe-Abdallah, in het midden der Spanjoolsche ruiters, houwen en houwen rondom zich heen, zijn paard omdrukkende tusschen de knieën, beide vuisten om den sabelgreep... En zag hij, dat de koning bijna alleen streed... Slechts enkele ruiters nog streden om hem rond. Maar het voetvolk, dat de aandacht der vijanden af