XVII
Door de hoven en zalen van de Alhambra werd de oude koning voort geleid, Muley-Aben-Hassan. Hij was geheel blind geworden en ziekte en ouderdom bogen zijn hooge gestalte neêr: zijn grauwe baard deed hij niet meer knippen en golfde hem over de borst. El Zagal, zijn broeder, de Dappere, verwees hem naar den kerker onder den Comares-toren, ter zijde der Zaal der Afgezanten en de wachten voerden hem heen.
- Wat wilt gij hem doen? vroeg Zoroya.
Zij stond voor den Dappere, een grijsaard als Muley-Aben-Hassan, maar ongebogen zijne hooge gestalte, breed zijne schouders, reuzig indrukwekkend als een krachtige patriarch, die een soldaat was. Zij zag hem uitdagend aan en ter zijde haar stonden haar zonen, twee jonge prinsen: zij geleken jonge Spanjolen, aardende naar hunne moeder, die eene Spanjoolsche was. Maar de Dappere zeide grijnzend:
- Wat ik mijn broeder doen zal, vrouw? Ik zal hem verzorgen doen als een ouden, zieken, blinden man verzorgd moet worden. Muley's geest is verzwakt als zijn lichaam verzwakte. Tot heerschen is hij onmachtig. Zijn mond stamelt woorden van onzin en het is niet betamelijk, dat hij zich vrijelijk vertoont en zijn dwaze bevelen geeft. De tijden zijn moeilijk. Aboe-Abdallah toeft in Cordoba en zweert wellicht op dit oogenblik ons heilig geloof af en knielt voor den Spanjoolschen hondenvorst! Wie zal hen anders houden in dwang dan ik!
Hij zag haar barsch aan en achterdochtig. Hij torende reuzig en breed voor haar op en overschaduwde hare gesluierde vrouwegestalte, die slank en fijn en smedig gebleven was trots hare beide groote zonen. De knapen, haar ter zijde, zwegen. Maar zij, voelende, dat zij wagen moest nu haar spel dreigde verloren te gaan, sprak:
- Zagal, o Dapperste! Zeker, aan u is Granada's macht, want uw broeder is blind en oud en ziek. Maar wien zult ge uw macht doen erven? Zagal, gij hebt geen zonen. Zij sneuvelden bij Lucena en