ren zullen wachten met van ongeduld trillende paarden! En vóor op zijn paard Morayma, vliedt Hamet Granada voor eeuwig! Er zijn de landen over de zee, waar de paradijzen der liefde bloeien! Er zijn de woestijnen, waar, als de liefde hen nadert, de brandend roode zanden veranderen in koele vloeren van porfier en de blauwe sterrennacht vertoovert in een koepeldak van azuur, waar de bronnen der oaze's samen spuiten tot tooverfonteinen en de oaze's zelve verworden tot rozenbosschen... O Morayma, Morayma, kom! Ik weet de woorden, die de tinnen van het geluk op roepen in woeste, eenzame woestenijen; ik weet het lied, dat de wondertuinen te voorschijn roept; ik weet de liefde, die de sneeuw der hooge toppen vergloeit tot het vuur der zomerzon; ik weet de kussen, die eindeloos zijn in de koozingen, die de zaligen in het paradijs verzengen in de armen der hoeri's! O Morayma, kom!
Boven, in den toren, omklampte Morayma in beide bevende handen de albasten ramezuil. Hare slapen klopten en bonsde haar hart, van angst voor Hamet, en medelij. Want zijne stem, die zong of smeekte, klonk zoo innig diep uit de diepte op naar haar toe. Want zijne woorden, gezongen, of smeekend, smachtten teederder dan nachtegalen. Want zij wist hem, daar in den duister, in levens- en lijfsgevaar voor haar! Want zij verbeeldde hem in den duister slank en jong en vurig, schoon en sterk en teeder, moedig en overmoedig, waarom hem àlle vrouwen beminden in stille stilte, in haremgeheim. En nu, reeds nachten en nachten, smeekte hij en smachtte hij onder hare ramen, en zij had hem eerst verbieden doen door de Berbersche vrouwen, zij had hem toen zelve verboden, buigende over het raam in de nacht, zij had hem toen getoornd, gedreigd, zij had hem toen gesmeekt te eindigen om zijn zelfs wil: zij smeekte hem nu nacht aan nacht. En zij had gemeend, nu Aboe-Abdallah terug was gekeerd uit gevangenschap, zoû hij af laten te zingen zijn lied bij de luit maar de volgende nacht, toen hij wist, dat de vorst met zijne ruiteren dwaalde om de Alhambra, om den vader wellicht te overrompelen, was hij onder de oranje-looveren verschenen, niet lettende op rijzende maan en had hij gezongen en had hij gesmeekt. Gezongen had hij