rezen zij nu zeer rood en hunne steen scheen een mengsel van rozen en bloed, van roode rozen en rooder bloed en waar de eerste straal gleed tegen het steen af, verguldde die kleur tot een goudachtig oker, zoo dat de geheele toren tooverachtig goud en rood uit ging staan tegen de lucht, wier doorzichtigheid zacht aan ving te verazuren. Een onwerkelijkheid dreef om die torens, die muurvakken, die wallen, van welke de roode rozen, die haar bloed schenen den bouwmeesters te hebben gegeven, af hingen in zware trossen, en geurden door haren dauw heen. Een tooverat-mosfeer, zelfs in de dageraad, dreef om die torens rond, als de gewone, waar in de bewoners ademen zouden. De immensiteit van den rooden burcht, waarin de heerschers van Granada woonden, wekte in wie haar van de vallei of van de stad aanschouwde, een ontzag, maar het was niet de immensiteit, die het mééste ontzag verwekte. Verwekt werd dàt, door het onzegbare, dat huiverde in de lucht om de torens heen, als een geheim van niet te zeggen, broze schoonheid. Zoo als de burcht daar met zijne tingekroonde torens uit zijn krans van wallen en rozentuinen verrees, scheen hij zoo broos als tooverslot, te verstoren door een adem van toovenaar. De Moorsche krijgers, die marden op wacht langs de muren met den éersten zonstraal terug flitsende speren, of wier spiegelende helmen groote sprankels schoten de kanteelen door, waren wel de werkelijkheid aan dit droomslot, maar de drie witte Wijzen, die wandelden langs de wallen, waren de onwezenlijkheid er van om de witte tabbaarden en witte baarden en hooge, witte mutsen... Uit een, door ranke zuilen in tweeën verdeeld, spitsboogvenster gluurde reeds een gesluierde vrouw...
De bergen omgaven met een gòlvende lijn van azuur de vlakte wijd, die zich vlijde tot de glooiende heuvelen, in een teêrheid van nog zonlooze ochtendtinten. Onder het doorzichtig, nòg roze blauwende parelmoêr van de lucht, tegen het lazurende blauw van de bergen, lag de vlakte in het teederste smaragdgroen harer vruchtbaarheid, die verduidelijkte uit een opalen mist van dauw. En het landschap vertoonde meer tint dan lijn. Maar uit den mist lijnde de stad reeds blank. Hare ronde dommen rezen eischaalbros