Ongepubliceerd werk
(1996)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd6 BasistekstHet meest cruciale punt in de voorbereiding van een editie is de keuze van de basistekst.Ga naar voetnoot100 Deze keuze kan pas gemaakt worden na: een bibliografische beschrijving van de documentaire bronnen van het werk, een onderzoek naar de ontstaansvolgorde en de onderlinge afhankelijkheid van de bronnen, en een onderzoek naar de bemoeienis van de auteur met de totstandkoming van de bronnen. Het bibliografisch onderzoek voor een editie beperkt zich in principe tot de bronnen die tijdens het leven van de auteur tot stand zijn gekomen. Een uitzondering vormen postume drukken waarvoor de auteur nog zelf de kopij heeft verzorgd of waarvan hij de samenstelling door mondelinge of schriftelijke aanwijzingen (mede) heeft bepaald.Ga naar voetnoot101 Bij Couperus zijn dat: Oostwaarts (1923), Proza 1 (1923), Het snoer der ontferming (1924) en Nippon (1925). | |
[pagina 432]
| |
Als de bronnen zijn beschreven, is analytisch-bibliografisch en tekstvergelijkend onderzoek nodig om in grote lijnen de tekstgeschiedenis van een werk te reconstrueren. Daarbij gaat het niet alleen om de chronologische opeenvolging van de bronnen, maar ook om hun onderlinge verhouding.Ga naar voetnoot102 Zoals gezegd, vormt bij Couperus in het algemeen een klad- of nethandschrift de kopij voor de voorpublikatie van het werk in tijdschrift of krant, die op haar beurt als legger dient voor de boekuitgave. En meestal gaat een herdruk terug op de voorafgaande druk. Maar men kan hiervan niet zonder meer uitgaan. De onderlinge afhankelijkheid van de bronnen dient voor elk werk apart te worden onderzocht, want afwijkingen van het algemene patroon komen geregeld voor. Zo is voor de vierde druk van Eline Vere niet de derde, maar een exemplaar van de tweede druk het uitgangspunt geweest. Hiervóór is al gewezen op de bijzondere tekstgeschiedenis van De stille kracht: het eerste deel van de roman is gezet naar een nethandschrift, de proeven hiervan hebben als kopij gediend voor de publikatie in De gids, maar het grootste gedeelte van het tweede deel van de roman is onafhankelijk van elkaar voor De gids en voor de boekuitgave gezet naar Couperus' kladhandschrift. Een ander voorbeeld is de derde druk van Psyche die niet op de tweede, maar op de eerste is gebaseerd. Op 21 juni 1904 schreef Veen aan Thieme: ‘Wil s.v.p. voor 15 Juli a.s. in proef brengen Couperus, Psyché (eerste druk), zelfde formaat.’Ga naar voetnoot103 De reden dat Veen teruggreep op de eerste druk heeft te maken met het formaat van het boek. De tweede druk van Psyche was een bijzondere uitgave in groot-octavo met een tekening van Toorop. Voor de derde druk wilde Veen terugkeren naar het oorspronkelijke formaat. Daarom werd een exemplaar van de eerste druk als voorbeeld genomen. | |
[pagina 433]
| |
Toen de verkoop van Couperus' werk na 1900 verminderde, heeft Veen verschillende malen geprobeerd zijn voorraad te slijten door bepaalde titels, meestal in een andere band, tegen een verlaagde prijs opnieuw in de handel te brengen. Deze zogenaamde nieuwe uitgaven waren geen herdrukken, maar verschillende bindpartijen van de eerste druk. Desondanks werden sommige in het Nieuwsblad voor den boekhandel en in prospectussen van Veen als tweede druk aangekondigd. Zo bracht Veen in 1902 de roman Wereldvrede tegen een verlaagde prijs opnieuw in de handel. De nieuwe uitgave werd in het Nieuwsblad ten onrechte als tweede druk aangekondigd en de eerste echte herdruk van de roman verscheen in 1912 met de aanduiding derde druk. Deze uitgeverspraktijk, die vanuit commercieel oogpunt te begrijpen is, heeft geleid tot tal van onjuiste bibliografische beschrijvingen van Couperus' werk. Van Booven vermeldt in zijn bibliografisch overzicht een vierde druk van Majesteit, een tweede druk van Metamorfoze, Wereldvrede en Dionyzos, maar deze zijn nooit verschenen.Ga naar voetnoot104 Die zogenaamde tweede drukken zijn nieuwe uitgaven van de eerste druk en de zogenaamde vierde druk van Majesteit is een geïllustreerde uitgave van de derde druk. Veen heeft de illustraties van Vaarzon Morel in een gedeelte van de oplage van de derde druk laten plakken. Veen heeft het de bibliograaf van Couperus verder niet gemakkelijk gemaakt door een bijna onafzienbare variatie van boekbanden. Er zijn zowel verschillende boekbanden voor één titel gebruikt, als omgekeerd één boekband in aangepaste vorm voor verschillende titels. Deze twee mogelijkheden komen bovendien ook nog gecombineerd voor. De roman Metamorfoze werd voor het eerst gepubliceerd in een band van Toorop, maar later verschenen exemplaren van de roman in onder andere de (aangepaste) band van De boeken der kleine zielen, de zogenaamde Werken-band van Berlage, een band van Wierink en een van de banden van Veens Standaardbibliotheek. De band van De boeken der kleine | |
[pagina 434]
| |
zielen is ook weer gebruikt voor De stille kracht en de band van Wierink was eigenlijk ontworpen voor de derde (= tweede) druk van Wereldvrede. De verschillende banden van Metamorfoze hebben met de tekst van de roman niets te maken. Zij zijn een aanduiding van de bindpartijen van het boek. Meestal liet Veen niet de gehele oplage in één keer binden, maar hield hij een gedeelte in plano apart. De ongevouwen vellen werden op een van zijn zolders of bij een van zijn binders bewaard en afhankelijk van de vraag van de boekhandel werd de voorraad in gedeelten gebonden. Toen Thieme in 1912 de 2000 exemplaren van de derde (= tweede) druk van Wereldvrede had afgeleverd, schreef Veen aan binderij Tenthoff in Amsterdam: ‘Van de 2000 ex. Couperus, Wereldvrede moeten 500 ex. ingenaaid worden, 500 naar Brandt en de rest ingepakt en op zolder geborgen.’Ga naar voetnoot105 Brandt en Zn was de andere binderij waarmee Veen zaken deed. Zij verzorgde de gebonden edities van de boeken en bewaarde voor Veen restanten van de oplagen. De uitgever kreeg altijd in december een overzicht van de voorraad. Bijvoorbeeld in december 1902 had Brandt nog 250 exemplaren van Langs lijnen van geleidelijkheid in plano en een zelfde aantal van De kleine zielen. Als er geen exemplaren in plano waren, putte Veen voor een nieuwe uitgave meestal uit zijn voorraad van ingenaaide exemplaren. Hij liet ze gedeeltelijk in een nieuwe band binden en gedeeltelijk van een nieuwe omslag voorzien. Hoe interessant deze uitgeverspraktijk en de daarmee samenhangende variatie in banden op zichzelf ook zijn, ze staan los van de inhoud van de boeken. Daarom is bij de voorbereiding van de Couperus-editie de bandenproblematiek buiten beschouwing gelaten.Ga naar voetnoot106 De bibliografische analyse van de gedrukte bronnen van Couperus' werk is gebaseerd op zetsel- en tekstvergelijking. Hierbij is ook gebruik | |
[pagina 435]
| |
gemaakt van secundaire gegevens uit het archief-Veen, zoals de correspondentie met Thieme.
Voor de basistekst van een editie komen alleen geautoriseerde bronnen in aanmerking, tenzij er van een werk geen geautoriseerde bron is overgeleverd.Ga naar voetnoot107 Voor de definitie van het begrip ‘geautoriseerd’ volgen wij Siegfried Scheibe: als geautoriseerd worden beschouwd alle overgeleverde handschriften die door de auteur zelf of die in zijn opdracht zijn gemaakt, en alle gedrukte versies die de auteur heeft gewild, waarvoor hij toestemming heeft gegeven, waarvoor hij de kopij heeft geleverd en waarvan hij de proeven of de (laatste) revisie heeft gecorrigeerd.Ga naar voetnoot108 Men kan niet zonder nader onderzoek ervan uitgaan dat alle drukken van een werk die tijdens het leven van een auteur zijn verschenen, ook door hem geautoriseerd zijn. En het is zeker niet vanzelfsprekend dat de laatste druk als basistekst voor een editie gekozen zou moeten worden. In een noot bij zijn artikel over de copy-text verklaart Greg: ‘I have [...] ignored the practice of some eccentric editors who took as copy-text for a work, the latest edition printed in the author's lifetime, on the assumption, presumably, that he revised each edition as it appeared. The textual results were naturally deplorable.’Ga naar voetnoot109 In plaats van blindelings de laatste druk te kiezen moet de editeur eerst van elke documentaire bron de graad van autorisatie proberen vast te stellen. Bij Coupe- | |
[pagina 436]
| |
rus levert dit in het algemeen weinig problemen op. De overgeleverde handschriften zijn of door hemzelf of met zijn medeweten en met zijn hulp door Elisabeth Couperus gemaakt.Ga naar voetnoot110 Over de totstandkoming van de voorpublikaties en de boekuitgaven bevatten Couperus' brieven aan Veen en de correspondentie van de uitgever met de drukker gedetailleerde informatie. Als basistekst voor de Volledige Werken Louis Couperus is gekozen de laatste door Couperus geautoriseerde versie. Deze versie is op enkele uitzonderingen na de eerste druk. Volgens Scheibe vormt de eerste druk een representatieve versie van het werk, omdat hij in de regel het resultaat is van de continue arbeid van de auteur aan zijn werk.Ga naar voetnoot111 Dat geldt zeker voor Couperus. Voor hem was de eerste uitgave in boekvorm de definitieve voltooiing en afsluiting van het werk. Bij het schrijven van het werk, bij de correctie van de proeven van de voorpublikatie, die hij inderdaad als voorpublikatie of ‘generale repetitie’ beschouwde, en ten slotte bij de correctie van de proeven voor de boekuitgave had hij het gevoel nog diverse verbeteringen in het werk te kunnen aanbrengen. Daarom streefde hij ernaar de proeven van de eerste druk zorgvuldig te corrigeren. Het was de laatste mogelijkheid het hele werk nog eens kritisch te overzien. In de praktijk werd hij evenwel dikwijls zo door tijdnood gedreven, dat hij in de proeven allerlei (zet)fouten, die ten dele al in de voorpublikatie of, nog eerder, in het handschrift waren ontstaan, over het hoofd zag. Als het boek eenmaal was verschenen, was de mogelijkheid om nog verbeteringen aan te brengen definitief voorbij. In zijn feuilleton ‘Hoe een roman wordt geschreven’ zegt hij hierover: ‘Ik zie mijn eigen fouten, als het te laat is, altijd héél goed in en onverbid- | |
[pagina 437]
| |
delijker dan welke criticus. Maar ik mis dan, is het boek af, volstrekt de kracht die fouten, hoe ook doorzien, te verbeteren.’Ga naar voetnoot112 En in het feuilleton ‘Mijn zooveelste’ beschrijft hij het hele proces als volgt: ‘Uw boek, uw eerste of zooveelste, daar ligt het voor u. Ge hebt er àl uw genot reeds om gehad: ge hebt het gedroomd, toen gedacht, toen bearbeid in uw geest: die goddelijke arbeid des geestes. Toen zijt gij begonnen het te gaan schrijven [...]. Uw manuscript ligt eindelijk klaar [...]. En hoe lief is dat handschrift u niet! Maar uw handschrift, uw met zielbloed geschreven werk-van-kunst is, af, eigenlijk al niet meer van u. Eene betoovering heeft uit; uw scheppingswerk is gedaan: uw handschrift is “copie” geworden. Voor een tijdschrift meestal, niet waar. Uw geestesjongen of -meiske treedt òp, in de “generale repetitie”. Ja, ge kunt nòg aan hem of haar vijlen, wijzigen; ge kunt àlles nog veranderen aan uw kind en ge hebt het nog lief, lief als een afgod. Maanden gaan echter voorbij, en ge vijlt en wijzigt niet. Andere scheppingsdrang woelt bij u op. Plotseling...daar is uw jongste boek geworden...! Zijt ge trotsch? Neen. Ge zijt niet anders dan weemoedig, diep weemoedig, om uw boek, uw zooveelste, dat verkocht zal worden of niet verkocht, en dat gerecenseerd zal worden...goed of slecht. En dan, het is onherstelbaar. Daar ligt het, onveranderbaar: met àl zijne onvolmaaktheden, die zijn de uwe, en die van uw uitgever, en die van den corrector, en die van de zetters, maar vooral, vooral, de ùwe! En ge neemt uw boek op en leest het door. Hoe hebt ge dìt zoo kunnen zeggen!! Die heele scène kan er uit! Hoe is het mogelijk, dat ge dàt niet gezien hebt op de “generale repetitie”! En wat een drukfouten en ge hebt toch uw laatste revizie bijna “schoon” terug gezonden. En de corrector schijnt waarachtig òok al aan het werk te zijn geweest!!’Ga naar voetnoot113 | |
[pagina 438]
| |
Met uitzondering van de vierde druk van Eline Vere heeft Couperus nooit de proeven van herdrukken van zijn werk gecorrigeerd.Ga naar voetnoot114 Uit de brieven aan Veen blijkt, dat hij de correctie van de tweede druk van Een lent van vaerzen, Extaze, Majesteit, Reisimpressies, Orchideeën, Psyche, Fidessa, Eene illuzie en Hooge troeven, en van de derde druk van Noodlot en Psyche aan Veen en de corrector van de drukkerij heeft overgelaten. Veen was daar niet gelukkig mee, maar hij legde er zich bij neer. Toen Couperus in 1904 weigerde de proeven van de derde druk van Psyche te corrigeren, antwoordde Veen: ‘Ik zal dan Psyche hier laten nazien en hoop dat er geen fouten zullen blijven staan, want ik heb altijd liever dat de auteur ze ook naziet, want als er fouten blijven staan dan krijgt de corrector op zijn kop.’Ga naar voetnoot115 En hij liet aan Thieme weten: ‘Couperus, Psyche kunt ge ook wel bij je corrigeeren, want de auteur doet het niet, zooals hij mij heden schrijft, daar er in den eersten druk geen fouten staan; dus gaat het wel door jelui. Ik wil wel een proef nog hebben van den titel en de twee laatste vellen.’Ga naar voetnoot116 Eén keer heeft Couperus ook in het openbaar toegegeven een herdruk niet te hebben gecorrigeerd. Toen W.G. van Nouhuys in De Nederlandsche spectator het vermoeden uitsprak, dat Couperus de tweede druk van Orchideeën niet zelf had gecorrigeerd, reageerde hij hierop in de ‘Voorrede’ van Williswinde: ‘En dan wil ik [...] verzekeren, dat ik dit bundeltje zelve bezorgd heb, en zelve de proeven ervan heb nagezien. Ik geef die verzekering, omdat de heer Van Nouhuys in den Spectator kort geleden betwijfelde of de tweede druk der Orchideeën door mij bezorgd was geworden. Hij had goed gezien: de bundel verscheen geheel door de zorg van den heer Veen.’Ga naar voetnoot117 Na de grote transactie in mei 1904, toen Couperus het auteurs- | |
[pagina 439]
| |
recht van al zijn tot dan toe door Veen uitgegeven boeken aan zijn uitgever verkocht, verschenen alle herdrukken ‘geheel door de zorg van den heer Veen’. De uitgever regelde dit, zonder enige bemoeienis van Couperus, met de drukker. Op 3 januari 1911 schreef hij bijvoorbeeld aan Thieme: ‘Dan wilde ik herdruk Couperus, Stille Kracht en Majesteit. Oplage 3000 Ex. Moeten 15 vel worden. S.v.p. prijs en proefpag. Komen in de Serie Standaard Bibliotheek. Billijk hoor.’Ga naar voetnoot118 En op 16 januari voegde hij hieraan toe: ‘Je kunt die Couperus op je gemak bewerken. Laat ze maar bij je nazien.’Ga naar voetnoot119 Het ‘bewerken’ is natuurlijk in technische en niet in tekstuele zin bedoeld. Maar soms schroomde Veen niet op eigen gezag veranderingen aan te brengen. Zo deelde hij in 1912 aan Thieme mee: ‘De voorrede in dezen nieuwen druk van Couperus, Wereldvrede vervalt.’Ga naar voetnoot120 Blijkbaar vond hij die voorrede niet meer actueel. Wie zonder nader onderzoek de laatste druk van Wereldvrede als uitgangspunt neemt voor studie of voor een editie, in de veronderstelling dat Couperus die heeft gecorrigeerd, moet wel tot de onjuiste conclusie komen dat de auteur zelf de voorrede heeft geschrapt. Overigens is deze ingreep van Veen nog bescheiden, vergeleken met de veranderingen die de corrector zich dikwijls veroorloofde in de tekst van de herdrukken aan te brengen. Toen in 1898 de derde druk van Noodlot gemaakt moest worden, schreef Couperus aan Veen: ‘Als de corrector het zorgvuldig doet, laat ik het maar aan hem over.’Ga naar voetnoot121 De corrector had blijkbaar een zeer ruime opvatting van zijn taak. Hij is op talrijke plaatsen de tekst gaan herschrijven: [...] als angstig voor eene terugname dier goddelijke woorden. (eerste druk, p. 3) | |
[pagina 440]
| |
En toen hij Frank hem zag aanstaren [...] (eerste druk, p. 5)Ook in andere romans zijn bepaalde passages herschreven. Waarschijnlijk was de corrector gewoon de tekst te veranderen, als hij een zin tegenkwam die hij niet begreep of waarvan hij dacht dat de lezer die niet zou begrijpen. Bijvoorbeeld in de roman Extaze wordt over Taco Quaerts verteld dat hij een sportman is. Deze karaktertrek vindt Cecile van Even aanvankelijk antipathiek. Quaerts zegt tegen haar: Mag ik u zeggen, waarom ik geloof, dat in mij u sport antipathiek was? (eerste druk, p. 105)Behalve door eigenmachtig ingrijpen in de tekst zijn de herdrukken van Couperus' werk ook door slordigheid van de zetter en de corrector in het algemeen zeer corrupt. In iedere nieuwe druk zijn woorden of hele zinnen weggevallen, waardoor steeds meer inhoudelijk onzinnige overgangen zijn ontstaan. Bijvoorbeeld: Méer kon het hem schelen, [...] of hij vinden zoû, die ziel, [...] waar hij zoo naar verlangde, [...] diep in zichzelven, zonder dat ooit aan iemand te zeggen, zonder ooit iemand te laten blikken in die diepte...(Eene illuzie eerste druk, p. 112) | |
[pagina 441]
| |
Méer kon het hem schelen, [...] of hij vinden zoû, die ziel, [...] waar hij zoo naar verlangde, [...] diep in zichzelven, zonder dat ooit aan iemand te laten blikken in die diepte...(Eene illuzie tweede druk, p. 103)Uit de bovenstaande voorbeelden, waaraan tientallen andere zouden kunnen worden toegevoegd, blijkt hoe groot het tekstbederf in de herdrukken is. Volgens Greg is een van de resultaten van het onderzoek van vroegere editeurs ‘the recognition of the general worthlessness of reprints.’Ga naar voetnoot122 Deze kwalificatie geldt zeker voor de herdrukken van Couperus' werk. Ze maken weliswaar deel uit van de tekstgeschiedenis van zijn werk, maar ze zijn voor een wetenschappelijk verantwoorde editie van dat werk van geen belang. Daarom hebben we de ongeautoriseerde drukken wel in ons onderzoek van de tekstgeschiedenis betrokken, maar geen gebruik ervan gemaakt voor de tekstconstitutie van Couperus' werk. | |
[pagina 442]
| |
Het vaststellen van de graad van autorisatie van de bronnen behoedt de editeur volgens Bowers ervoor ‘making an ass of himself’ door zich uitvoerig bezig te houden met varianten die niets anders zijn dan vergissingen van de zetter of ingrepen van de corrector.Ga naar voetnoot123 Maar de editeur zal dit niet altijd kunnen voorkomen. In sommige gevallen zijn er te weinig gegevens beschikbaar om precies te achterhalen in hoeverre anderen dan de auteur zich met diens werk hebben bemoeid. Op 16 oktober 1920 vertrok Couperus vanuit Nederland naar Afrika.Ga naar voetnoot124 Zijn reisverslagen verschenen van 13 november 1920 tot en met 21 mei 1921 als feuilleton in de Haagsche post. Tijdens zijn reis door Afrika zal Couperus wel de afleveringen van de Haagsche post hebben ontvangen, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat hij ook proeven van zijn feuilletons heeft gekregen en gecorrigeerd weer heeft teruggestuurd. Van slechts enkele feuilletons is een handschrift bewaard gebleven. De verschillen met de gepubliceerde versie in de Haagsche post zijn aanzienlijk: hele stukken tekst zijn - waarschijnlijk door plaatsgebrek - weggelaten. Dit berustte op een afspraak met Couperus, getuige onder andere zijn opmerking in feuilleton xix: ‘Wat zal ik u zeggen: ik schrijf met zóóveel pleizier, dat ik altijd te lang van stof word en dan tot mijn schrik zie hoe de redactie onbarmhartig aan het werk gaat!’Ga naar voetnoot125 | |
[pagina 443]
| |
De redactie van de Haagsche post veranderde ook de indeling van de feuilletons. Deze verandering, gecombineerd met het inkorten van de tekst, leverde soms niet onvermakelijke resultaten op. Couperus begint feuilleton xix ‘De psyche der Afrikaners; (Vervolg)’ met: ‘Ik was verleden week hierover nog niet uitgepraat.’Ga naar voetnoot126 Dat was hij wel, maar de redactie had een stuk van het vorige feuilleton weggelaten. De Haagsche post-afleveringen hebben later als kopij gediend voor de bundel Met Louis Couperus in Afrika. Couperus heeft de bundel zelf verzorgd, maar de ingrepen van de redactie niet ongedaan gemaakt. Waarschijnlijk beschikte hij toen al niet meer over de handschriften van de feuilletons. Het resultaat is een geautoriseerde versie die gebaseerd is op een ongeautoriseerde bron. En door het ontbreken van de meeste handschriften is het niet mogelijk alle ingrepen van de redactie van de Haagsche post in de feuilletons te achterhalen. |
|