Ongepubliceerd werk
(1996)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 395]
| |
Algemene verantwoording
| |
[pagina 399]
| |
1 InleidingLouis Couperus (10 juni 1863-16 juli 1923) debuteerde als auteur in het julinummer 1883 van het tijdschrift Nederland met het gedicht ‘Erinnering’.Ga naar voetnoot1 De eerste plannen voor een uitgave van zijn verzameld werk dateren uit 1902. In oktober van dat jaar hadden Couperus en L.J. Veen elkaar in Den Haag ontmoet.Ga naar voetnoot2 Bij die gelegenheid had Veen het plan geopperd een uitgave te maken van alle tot dan toe door hem uitgegeven boeken van Couperus. Begin november 1902 vroeg de laatste aan zijn uitgever: ‘Meld mij eens wat gij nog denkt van de algemeene uitgave [...].’ Veen antwoordde: ‘Plan algemeene uitgave ligt nog in duister.’Ga naar voetnoot3 Een jaar later had Couperus het nog over de ‘complete editie’ en beloofde hij: ‘Ik zal er zelve van de laatste revizie nazien en herzien.’Ga naar voetnoot4 Maar dit is niet doorgegaan.Ga naar voetnoot5 Waarschijnlijk heeft Veen een nieuwe, volledige uitgave niet aangedurfd, omdat na 1902 de verkoop van Couperus' werk sterk verminderde. In plaats daarvan heeft hij in 1905 alle boeken van Couperus, waarvan hij in mei 1904 het auteursrecht had verworven, in drie verschillende series opnieuw te koop aangebo- | |
[pagina 400]
| |
den.Ga naar voetnoot6 Voor deze ‘complete editie’ zijn slechts enkele boeken herdrukt, de meeste titels waren toen nog uit voorraad leverbaar. Na de dood van Couperus schreef Elisabeth Couperus in augustus 1923 aan uitgeverij L.J. Veen dat haar een voorstel was gedaan voor: ‘een uitgave van alle werken van mijn echtgenoot alle in een zelfde band, eene complete editie dus. Ik weet dat dit steeds een illuzie van hem was, en u begrijpt welk een voldoening het voor mij zou zijn, zoo dit tot stand zou kunnen komen. ‘Nu is het natuurlijk het allereerst hiervoor noodig de vriendelijke bereidwilligheid der heeren uitgevers om wel afstand te willen doen van hunne rechten, ten einde dit plan tot een mogelijkheid te doen worden.’Ga naar voetnoot7 De opvolger van Veen, A.P. Abramsz, antwoordde dat de door Veen uitgegeven werken van Couperus ‘alle eigendom der firma L.J. Veen zijn [...] en door wijlen den Heer Veen zijn afgekocht [...]. Waar ik die werken liever in mijn fonds behoud, kan ik dus aan Uw verzoek geen gevolg geven. Ik zou liever als uitgever, die de meeste werken van Louis Couperus in zijn fonds heeft, de boeken, die hier en daar bij andere uitgevers verspreid zijn, willen overnemen, om ter gelegener tijd een complete editie zijner werken te geven.’Ga naar voetnoot8 | |
[pagina 401]
| |
Vervolgens werd door het in 1928 opgerichte Genootschap Louis Couperus geijverd voor een ‘Nationale uitgave der Verzamelde Werken van Louis Couperus’. In november 1931 liet het Genootschap de leden echter weten dat de ‘wereldcrisis’ de voortgang van de uitgave verhinderde. En bij de opheffing van het Genootschap op 12 december 1936 moest het bestuur vaststellen, dat men het ‘hoofddoel’, de Nationale uitgave, niet had kunnen verwezenlijken.Ga naar voetnoot9 Het enige concrete resultaat van de inspanningen van het Genootschap was een dummy van Eline Vere, waarvan zich een exemplaar bevindt in het Letterkundig Museum. Vlak na de oorlog werd een nieuwe poging ondernomen een uitgave van Couperus' werk tot stand te brengen. Op 8 en 30 januari 1947 kwamen vertegenwoordigers van enkele uitgeverijen en een redactiecommissie in Amsterdam bijeen. Vergeleken met de uitgave van Couperus' Verzamelde werken die in de loop van de jaren vijftig zou verschijnen, zijn de besluiten van die vergaderingen zeer opmerkelijk. De redactie besloot unaniem de spelling van Couperus te handhaven, de tekst ‘van de laatste door den auteur gecorrigeerden druk’ te volgen, ‘groote varianten’ op te nemen en het gehele werk van Couperus, onderverdeeld in romans, kleine prozastukken en gedichten, uit te geven.Ga naar voetnoot10 De uitgevers spraken af eind 1947 het eerste deel te laten verschijnen. Maar de uitgave moest door papierschaarste worden uitgesteld. Het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, dat in die tijd besliste over de toewijzing van papier, wees de aanvraag van de redactie af.Ga naar voetnoot11 Toen de papierschaarste voorbij was, werden de plannen voor een Couperus-uitgave weer actueel. In april 1952 kondigde G.A. van Oorschot, namens zeven literaire uitgevers, op een persconfe- | |
[pagina 402]
| |
rentie te Amsterdam de verschijning aan van Couperus' Verzamelde werken in twaalf delen dundruk. De redactie stond onder leiding van Garmt Stuiveling, die zou worden bijgestaan door G.H. 's-Gravesande en F.E.A. Batten. De redactionele voorbereidingen van de editie verliepen aanvankelijk weinig voorspoedig. Nog voordat er één deel gepubliceerd was, traden 's-Gravesande en Batten uit de redactie. Zij konden zich niet verenigen met de opvattingen van Stuiveling. Toen zij hun bezwaren in de publiciteit brachten, ontstond er een omvangrijke polemiek over de Couperus-editie in de dag- en weekbladen.Ga naar voetnoot12 Er werd zelfs een rekest aangeboden aan de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, dat ondertekend was door enkele honderden Nederlanders, onder wie schrijvers als Bloem, Roland Holst en Vestdijk, en waarin gevraagd werd de toegezegde subsidie voor de Couperus-uitgave in te trekken. De toenmalige minister J.L.M.Th. Cals ging hier niet op in.Ga naar voetnoot13 De twaalf delen van Couperus' Verzamelde werken verschenen volgens plan in de jaren 1953-1957. De discussie over de Couperus-editie in de jaren vijftig spitste zich toe op twee punten: de modernisering van Couperus' spelling en de beslissing van de redactie niet al het werk van Couperus op te nemen. Nader onderzoek heeft aangetoond dat de editie-Stuiveling ook op andere, niet minder essentiële, punten ernstig tekort schiet. De redactie heeft indertijd verzuimd vooraf uitvoerig bibliografisch en tekstkritisch onderzoek te verrichten. Daardoor is de tekst van de Verzamelde werken op talrijke plaatsen corrupt, is de volgorde van de opgenomen verhalen en feuilletons dikwijls niet in overeenstemming met de chronologie, en zijn de verstrekte bibliografische gegevens van Couperus' werk onvolledig en ten dele onjuist.Ga naar voetnoot14 | |
[pagina 403]
| |
In 1964 begon Karel Reijnders met het verzamelen van gegevens voor een volledige Couperus-bibliografie. Dit initiatief leidde uiteindelijk tot het door zwo gesubsidieerde project Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, dat onder redactie van Gerrit Borgers, Ernst Braches en Karel Reijnders werd uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen. De redactie heeft het Repertorium niet als doel op zichzelf gezien, maar het altijd beschouwd als een noodzakelijke basis voor een nieuwe, ditmaal volledige, uitgave van Couperus' werk. Voor deze uitgave sloot zij een principe-overeenkomst met uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep te Amsterdam, die vervolgens in 1981 een samenwerkingsverband aanging met Veen, uitgevers te Utrecht. In 1987 trok Athenaeum-Polak & Van Gennep zich uit het project terug. Inmiddels was, begin december 1981, een redactie gevormd, bestaande uit Karel Reijnders, Ernst Braches, Jan Fontijn, Frans Janssen en Marijke Stapert-Eggen. In 1983 moest Frans Janssen door tijdgebrek de redactie verlaten. Zijn plaats werd ingenomen door H.T.M. van Vliet. Hierna kwam het Couperus-project in augustus 1983 onder auspiciën van het Bureau Basisvoorziening Tekstedities der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Het Bureau stelde Oege Dijkstra aan als uitvoerder bij het project. In samenwerking met de redactie werd na het vaststellen van de editieprincipes een begin gemaakt met de voorbereiding van een nieuwe Couperus-editie. In november 1987 verschenen de eerste twee delen van de Volledige Werken Louis Couperus bij Veen, uitgevers te Utrecht. De daaropvolgende jaren werden telkens zes delen gepubliceerd. De uitgeverij verhuisde in die tijd naar Amsterdam, nam haar oorspronkelijke naam, Uitgeverij L.J. Veen, weer aan en maakte sindsdien deel uit van Uitgeverij Contact. Eind 1989 trok de redactie zich terug; zij beschouwde haar taak als voltooid. De verantwoordelijkheid voor en de uitvoering van het Couperus-project werd geheel overgedragen aan het Bureau Basisvoorziening Tekstedities. Twee jaar later fuseerde het Bureau met enkele kleine Akademie-instituten tot het Constantijn | |
[pagina 404]
| |
Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis. Per 1 januari 1990 trad Jan Robert in dienst als uitvoerder bij het project. Hij werkte aan de editie mee tot 1 juli 1995. In de afgelopen twee jaar werd ook door verschillende stagiaires aan de editie meegewerkt. De laatste twee delen zijn totstandgekomen met hulp van Alfred Dekker en Marco Goud. Bij de voorbereiding van de Volledige Werken Louis Couperus is gebruik gemaakt van de Couperus-collectie en het archief-Veen in het Nederlands Letterkundig Museum te Den Haag, en van de boeken- en handschriftencollectie van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Incidenteel werd ook gebruikt gemaakt van de collectie in de Universiteitsbibliotheken van Amsterdam en Leiden en van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen. Wij zijn de medewerkers van deze instellingen bijzonder erkentelijk voor hun hulp. Verder danken wij Prof. Dr. F.L. Bastet en Ds. J.A. Eekhof voor hun bereidheid materiaal ter beschikking te stellen en waar nodig inlichtingen te verstrekken.
H.T.M. van Vliet 's-Gravenhage, december 1995 |
|