- Is Dates er niet? zocht de jonge vrouw nog steeds tusschen de laatste mannen, die opdoken uit het hooge riet bij het meer, waarlangs zich de weg verloor. Thermutis, is mijn Dates niet meê gekomen?!
De handen gestrekt, wanhopig, had zij den rooverhoofdman - hij liep met een vreemdeling en de rooverofficieren waren om hen heen als een wacht - aangehouden. Maar hij antwoordde, barre Thermutis:
- Dates? Neen, hij is de eenige, die ons ontbreekt.
- Is hij dood?! kreet de vrouw uit, een radelooze figuur van wanhoop in haar vaal-blauwe hemd tegen de malvekleurige nacht, met de handen steeds uitgestrekt.
- Hij is dood! bekende de hoofdman, schouder ophalend en duwde de krijtende vrouw van zich. Zij slaakte haar smartkreten uit en er was geloop van andere vrouwen naar haar toe, die riepen mede en klaagden.
De voornaamste der vreemdelingen, die naast Thermutis ging, was als met een schok blijven staan.
- Dates? vroeg hij den hoofdman. Is dat de man, dien ik...?
- Ja, Thyamis, zei de hoofdman. Maar wat doet er dat toe? Hij viel u aan, ge verdedigdet u...
De ruwe stem van Thermutis klonk beleefd en verontschuldigend tegenover zijn gevangene.
- Komen wij niet meestal in ons dorp terug wel met buit aan goud en koopwaar maar ook met verlies aan mannen? Ditmaal verloren wij Dates alleen en brengen wij slechts u meê, maar geen buit nog.
En wederom haalde hij de schouders op en wees Thyamis voort te gaan.
- Is er geen buit behaald? Er is toch een gevangene van aanzien?
Zoo riepen tot de mannen de vrouwen. Maar Thermutis maakte zich baan met zijne officieren tusschen wie de vreemdeling mede schreed.
Zij gingen het dorp door. Meer ten Zuiden, waar de rotsen, kalksteen blank in de nacht, die op lichtte van starren, een lage,