Ongebundeld werk
(1996)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 992]
| |
Ondergang heeft bewerkt!
erotium
Maar, mijn Menaechmus!
Wat blijf je buiten staan! Toe, kom toch binnen!
menaechmus
Blijf hier. Weet je waarom ik bij je kom?
erotium
Zoû 'k dat niet weten? Om te zamen een
Gezellig uurtje door te brengen!
menaechmus
Neen,
Heel'maal niet: 'k bid je, geef de palla, die,
'k Je gaf, terug; mijn vrouw weet alles haarfijn!
Ik zal je een veel kostbaard're palla koopen
En naar je ëigen keuze.
erotium
Maar ik gaf je al
Die palla, dat je 'm naar den Frygiër
Zoû brengen, nauw'lijks 'n oogenblik geleden,
En immers ook dien armband, dien je naar
Den goudsmid brengen zoû opdat hij er
Een nieuwe van zoû maken?
menaechmus
Aan
mij
gaf jijDie palla en een armband?? Dat 's onmooglijk!
Want nadat ik je 't ding gaf en naar 't forum
Ging, kom 'k nù eerst terug en zie 'k je nù
Eerst weêr.
erotium
'k Begrijp wel wat je wilt! Jij wilt mij
Berooven! Je gedraagt je fijn, dat moet
Ik zeggen!
menaechmus
Maar bij Pollux, 'k heb geen reden
Je te berooven! 'k Zeg je, mijn vrouw weet
Alles!
| |
[pagina 993]
| |
erotium
boos
Ik heb je niet gevraagd, dat jij
Die palla mij zoû geven. Uit je ëigen
Gaf jij 'm mij, als geschenk! Nu vraag jij 'm weêr!
't Is mij wel, hoor; je mag hem hebben, hoû hem!
Voor jou of voor je vrouw, doe er meê wat
Je wilt! Maar van dìt oogenblik af zet
Jij geen vòet meer bij mij want alles wat
Ik voor je deed, vergeldt je mij met ondank,
Bedrieger, die je bent! Nu ja...ten zij jij
Mij dadelijk betaalt; dan kan jij mij
Ten minste niet bedotten...Ga, als jij
Iemand bedotten wil, dat 'n ander doen!
wil haastig af
menaechmus
Maar wees niet boos, bij Herk'les: hei toch, hoor eens;
Ik zeg je, blijf; toe, kom terug!
erotium
wijst hem boos te blijven
Blijf daar!
Denk jij maar zoo terug te keeren in
Mijn gunst?
af, in huis
menaechmus
Ze is binnen! En ze sluit de deur!
Nu ben ik, zoowel hiér als dáár buiten
Gesloten! Noch in eigen huis, noch bij
Mijn meisje word ik meer geloofd! Vooruit!
Ik zal mijn vrienden raadplegen, wat zij
Denken, dat mij te doen nu staat!
af
|
|