Ongebundeld werk(1996)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Vierde tooneel Menaechmus Sosicles, Messenio, twee matrozen menaechmus sosicles Geen grooter zaligheid voor wie op zee vaart, Dan verre uit zee weêr land te zien, Messenio. messenio Er is, zoo ik het zeggen mag, een grootre Zaligheid; den geboortegrond te zien En thuis te zijn. Wat moesten wij nu toch Te Epidamnus komen? Gaan wij, als De zee, rondom elk eiland heen? menaechmus sosicles Mijn eigen Broeder zoek ik. messenio En hoe lang zullen wij [pagina 961] [p. 961] Nog zoeken? Zochten wij niet reeds zes jaren, Bij de Istriërs, Hispaniërs, Massilianen, En bij de Illyriërs, den Oceaan Doorkruisend, om weêr aan te landen in Grieksche kolonies aan Latijnsche kust? Wij zijn geweest waar maar de golf aanspoelt. Je zoû, hadt jij een naald gezocht, al lang Die naald gevonden hebben maar wij zoeken Een dooden man tusschen levende menschen. Leefde hij nog, wij hadden hem gevonden. menaechmus sosicles Daarom zoek ik wie minstens zekerheid Mij meldt, wie zegt te weten, dat hij dood is. Vind ik zoo een, dan zoek ik niet meer langer; Zoo niet, dan zoek ik door. 'k Weet zeker, dat Hij mij te dierbaar is om niet... messenio Jij zoekt Wat niet meer is te zoeken; laat ons toch Naar huis gaan! Zijn wij soms geschiednisschrijvers, Om zoo te zwerven? menaechmus sosicles Wijze dingen zeg jij, Maar wees voorzichtig: je verveelt me en 'k zoû Wel wijzer kunnen worden dan jij waart! messenio Hm! 'k Weet wel, dat ik maar een slaaf ben: meer En duidelijker is in minder woorden Mij niet te zeggen. Maar ik ga toch door: Ik zeg wat ik te zeggen heb. Hoor toch, Menaechmus; als ik na zie hoe de beurs En reisbenoodigdheden er aan toe zijn, Bij Herk'les, dan zijn wij wel heel erg zomersch En luchtig aangedaan! Bij Hèrk'les! dàn, Dan zeg ik, dat, ten zij wij huiswaarts keeren, [pagina 962] [p. 962] Je platzaks nog zal zuchten, datje zóó lang Je tweelingbroêrtje zocht. Want er zijn hier In Epidamnus drink'broêrs, meidekerels, Het wemelt hier van schuiers en van schuimers En dan de mooie-meisjes! Nergens zijn Ze mooier: om dat al is Epidamnus De stad genaamd van opperste verdoèmnis. menaechmus sosicles Ik zal oppassen: geef mij maar de beurs. messenio Wat wil je? menaechmus sosicles Dat jij niet, tot mijn verdoèmnis In Epidàmnus te veel gaat verbrassen. Jij bent, Messenio, een meidekerel; Ik ben een driftkop: hoû ik dus de beurs, Dan pas ik voor twee dingen op: dat jij Niet scharr'len gaat en ik niet schreeuwe'en schelden. messenio Pak áan dan en bedien je: 't is mij wel. Vorige Volgende