| |
Derde tooneel
de zelfden, Erotium, later Cylindrus
is te voorschijn getreden
Mijn ziel, Menaechmus, dàg!
Als in een legioen de niet
Genummerde rezerve-mannen? Goed dan.
'k Wil, liefje, voor van daag een eetgevecht
| |
| |
Wij zullen zùipen, hoor, voor 't nieuwe Troje.
Wie van ons beiden zal de beste strijder
Zijn met de kroes en kan? Ons legioen
Staat onder joù bevel, deez' nacht; dus deel
Den prijs uit. O mijn zaligheid, wat is
Mijn vrouw mij haatlijk als ik jou aanzie!
Toch kan je niet ontkennen, dat je iets draagt,
Dat háár behoort. Wat
is
dat?
tast naar de palla
Ontstolen en jou, o mijn zachte roos,
Van allen, die hier toegang hebben, wel de
ter zijde
Nu zij den buit ruikt!
tot Erotium
Als jij hem beminde,
Zoû je in zijn neus hem al gebeten hebben!
Pak, Tafelschuiertje, mijn mantel aan.
Ik wil, als ik gelofte deed, mijn krijgsbuit
Jij zoû beter doen te dànsen,
Ik dansen! Hij 's niet snik!!
| |
| |
Jij minder snik dan ik: als je niet danst,
'k Liep nóoit grooter gevaar;
Ik stal dit kleed van daag en Herkules
Liep geen grooter gevaar dan ik toen hij
Hippolyta heur gordel dorst ontstelen.
Ontvang dus mijn geschenk...
hij ontdoet zich van de palla
Mij nu gedraag, zich niet alle echte minnaars
ter zijde
Echte minnaars, die 't verderf
Vier mina's kostte dit kleed
Mij voor mijn vrouw, een jaar geleden.
ter zijde
Mina's maar wég gesmeten, zuiver uit-
tot Erotium
Weet je wat ik wensch, dat jij
Bij jou ten huize te bereiden; laat
Ter markt om lekkre dingen gaan, bij voorbeeld:
Zwijnzwezerik en spèk: een hammetje,
Of nieren, of iets anders van dien aard.
Doe die dan fijn bereid op tafel zetten.
| |
| |
'k Zal honger hebben als een gier. En vlug wat.
Bij Castor, 't zal gebeuren.
Naar 't forum; spoedig zullen wij weêr hier zijn.
Terwijl gekokereld wordt, zullen wij ons
Rep je vast.
tot Schuier
En volg jij mij.
Bij Herk'les, ik hoû jou in het oog, ik zal
Je volgen en je dienaar zijn: ik zoû
Niet voor de schatten van de goden je
Zij groeten luchtig Erotium en gaan
roept aan haar deur
Dadelijk buiten.
Cylindrus verschijnt
Hier zijn drie muntjes.
geeft geld
neemt het geld in zijn vuist
'k Heb ze vàst. En verder?
Spoed je ter markt en koop voor drie, en niet
Ik, Menaechmus en de Schuier.
| |
| |
Dan zijn 't er tien. Die tafelschuimer schranst
Genoemd: de rest is jou zaak.
kluchtig
't Diner is klàar: je kunt aanliggen!
spoedt zich in huis, om mand te halen, en ijlt met mand weg
Erotium af
|
|