Ongebundeld werk(1996)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Eerste tooneel Schuier schuier De jeugd gaf mij een bijnaam, Schuier; als Ik eet, is dadelijk de tafel àf- Geschuierd. Men belast gevangnen met Ketenen zwaar, men legt gevluchte slaven Voetboeien aan: 't is alles dwaasheid, als ik Mijn meening zeggen mag. Als een rampzaal'ge Meerderen ramp wordt toegevoegd, wordt grooter In hem de lust te vluchte' en kwaad te doen. Hij zal zich uit zijn keetnen weten los Te make' op welke wijze ook; zijn voetboei Doorvijlt hij 'n ring en met een steen rukt hij De spijkers los: 't geeft all'maal niets. Wien gij Zóo, dat hij nooit kan vluchten, keetnen wilt, Dien moet ge boeien met zijn natje en droogje. Bind met zijn bakkes vast de vent op 'n tafel, Die rijk belade' is. Als gij hem voorziet Van ete' en drinken, daaglijks, naar zijn lust, Bij Pollux, nooit zal hij dan aan de haal gaan, Al wacht hem ook de doodstraf. Heel gemaklijk Zult g' hem gevangen houden in die boeien. [pagina 950] [p. 950] Lenige boeien zijn het: des te wijder Gij ze aanlegt, des te vaster drukken zij. Daar heb je mij. 'k Ben toegewezen aan Menaechmus, opdat hij mij knevelt. Diè man Voèdt niet zijn gasten: neen, hij kweekt ze op En maakt ze levensblij: er is geen beetre Artsenij dan zijn tafel en die kerel Is zelf een goede schranser; 't lijken wel Bij hem steeds eetfeesten, gewijd aan Ceres, Zoo rijklijk is zijn disch voorzien, zoo lekkre Pasteien rijzen van zijn tafel op: Staan moet je op 't aanligbed, wil jij de top Er van bereiken. Maar...veel dagen heb ik Dat moeten missen: 'k heb mij moeten op Sluiten te huis, met wat mij liefst is: wàt mij Liefst is, is wat ik eet en drink maar 't was Nu alles òp! Daar zie 'k Menaechmus, hij Opent de deur...! Vorige Volgende