- Daar twijfel ik niet aan, maar toch...
- Neen, je hebt misschien gelijk. Maar Bobby, polo of geen polo, dat is niet de kwestie, zooals een van jullie groote dichters ongeveer gezegd heeft.
- Wat is dan wel de kwestie, Amalazwintje?
- De kwestie is, dat ze willen hebben, dat we met elkander trouwen maar...dat ik verliefd ben.
- Ben je? zeide Bobby. Ik ook.
- Jij ook? vroeg Amalazwinthe. Maar ik niet op jou.
- Neen, zeide Bobby. Ik ook niet op jou.
Zij zagen elkaâr glimlachend gelukzalig aan en hunne beeltenissen werden over en weêr tal van malen gereflecteerd in de vele spiegels. En-profil, en-face, ter zijde links, ter zijde rechts.
- Dat is heerlijk, zeide Amalazwinthe. Dan komt alles in orde.
- Geloof je? vroeg Bobby.
- Ja, zeide Amalazwinthe zeer beslist. Dan komt alles in orde. Kijk eens, Bobby. Ik vind je heel sympathiek, met dien lieven glimlach van je en die blonde chic van je charmeert me.
- Je bent allerliefst, Amalazwintje. Heusch allerliefst.
- Maar je bent niet verliefd op me?
- Neen. Ik ben verliefd op...een ander.
- Ik ook, zeide de prinses van het Zuiden. Zie je, dan komt alles in orde. Ik, ik ben verliefd op...op een cavalerie-officier - geen prins - van het Zuiden. Die is donker. Ik hoû alleen van donkere mannen...ik meen om verliefd op te worden.
- Ben je dan al dikwijls verliefd geweest, Amalazwintje?
- Ernstig alleen maar dezen keer, zeide Amalazwinthe en hare diepe, groote oogen glansden vol geluk bij de gedachte.
- Ik ben ook, geloof ik, zeide prins Bobby, voor het eerst nu ernstig verliefd. Op die andere...
- Net als ik, zeide het prinsesje. Op dien andere.
- Maar hoe moet dat dan nu? vroeg prins Bobby. Je bent hier gekomen, om ons Noorden te zien.
- Ik vind het héél mooi, zeide Amalazwinthe. Ik ben blij het gezien te hebben. Maar ik leef liever...in het Zuiden. Samen,