| |
| |
| |
Hoe een roman wordt geschreven
Zeker, op honderd verschillende wijzen. Een vast recept is er niet voor te vinden. Want iedere romanschrijver zal vermoedelijk zijn eigen methode bezitten of, methode-loos, zijn eigene grillen volgen. Toch kan het misschien den romanlezer belang inboezemen uit den eigen mond van een romanschrijver te hooren hoe een dergelijk werk wel eens ontstaat.
Hij, die een roman schrijft, wordt als romanschrijver geboren. Aan te kweeken, zelfs al vertoonde hij op prillen leeftijd de bekwaamheid een verhaaltje te dichten - twee pagina's in zijn schoolschrift - is hij niet. Hij is een fatalistisch product van atavisme en hij wordt ‘geboren’ terwijl een journalist, een accountant, een politicus kan worden aangekweekt met alle hulpmiddelen der moderne cultuur. Nu is het wel mogelijk, dat een dichter, een musicus, een schilder, een bouwkundige ook worden ‘geboren’, maar dezen boezemen ons op dit oogenblik geen belang in.
Er is geen vreemder proces dan de conceptie van zijn allereersten roman bij den geboren romanschrijver. Laat ons denken, dat hij even in de twintig is. Jonger heeft hij wel eens een gedicht, een schetsje geschreven, maar nooit een roman. Plotseling echter voelt hij een vreemd geluk, een drang: iets te moeten scheppen in woorden, die niet weinigen zullen zijn; iets van omvang, van volume, van zwaarwichtigheid zelfs, van grootheid en grootschheid; in één woord: een roman! Het is tot hem gekomen terwijl hij eenzaam liep langs het strand of in een vol café zoo tusschen de blauwe damp der cigaretten - en in het gerengel van het te luide strijkje. Hij voelt zich ‘ontvangen’ en verwonderd gelukkig: mis- | |
| |
schien is wel even zijn genius, zijn muze of hoe men die bewakende, geleidende geest wil noemen, voor hem verschenen als in een Annonciatie en heeft hem een lelietak voor gehouden en ‘Ave!’ toe gemurmeld. Maar hoe dan ook, hij is gelukkig; hij is vol van een idee, een beeld, een symbool, en dat bloesemt zijn scheppersziel vol van een gerank, zoo zalig en luchtig, dat hij de geheele lente met zich schijnt meê te torsen.
Ik geloof, dat de goede roman wordt ‘ontvangen’ in éénen, Plotseling is de schrijver vervuld van zijn symbool, beeld en idee en heeft hij meestal niet anders te doen dan het te laten rijpen in zijn geest. Duidelijk lijnt meestal oogenblikkelijk de geheele bouw in hem op voor zijn geestesoog. Die bouw is niet zelden een pyramide gelijk: opgaande lijnen, die naar een hoogtepunt voeren van waar zij weêr glooien en dalen. Of - als men liever wil - de roman doet zich voor als een heuveling, een gebergte: van den top ziet, wie het beklimt òp naar de zon in het zenith, maar de zon daalt en de bestijger moet eveneens neêrwaarts dalen in den laatsten weemoedgloed der stralen.
Een figuur is den aanstaanden romanschrijver verschenen. Het is zijn held of heldin en zij kunnen ook weêr meerdere zijn: een groep. Van waar is die figuur of die groep gekomen? Wie zal het zeggen! Plotseling staat zij daar als een verrassing en ziet de romanschrijver haar duidelijk. Dat is een man, een vrouw; de groep vormt zich met twee mannen, drie vrouwen, een geheele côterie. Landschappen doemen en doomen omhoog; steden, moderne, antieke, verrijzen; een periode drijft op uit het Verleden of het Heden staat intensiever voor zijn verbeelding uit dan in werkelijkheid; wel, de Toekomst ontsluiert zelfs wel eens den ziener zijne geheimen...Het is een immens vizioen en nu bestaat er eigenlijk voor den romanschrijver niets meer in zijn leven dan dàt. Hij zet zich voor een mooi, blank folio-papier, neemt een nieuwe pen...
Ik ben nooit een nieuwen roman begonnen of verzorgde zeer dat papier, die pen. Ach, het is eigenlijk om te lachen! Het was of àlles afhing van die puntige pen, dat gladde, gelinieerde papier en
| |
| |
of er geen stofje, of pluisje of haartje zat in de inkt. Altijd wist ik mijn titel. En schreef dien ontroerd boven op de eerste blanke pagina. En dan, met een Romeinsch cijfer, nummerde ik het hoofdstuk: 1.
Dat was het begin! En nu moest je dùrven en je laten gaan! In de stille eenzaamheid van mijn kamer beefde altijd mijn hart een beetje om de aller-, allereerste zinnen. Het was of er rondom me allerlei plaaggeesten, elven en gnomen, zaten te spieden, te gluren naar die eerste woorden of er het toch zwijgende rhythme van beluisterden, tuk op heel scherp critizeeren. Als er tòch een stofje of haartje of pluisje kriebelde aan mijn pen en die eerste letters werden dik of leelijk, was het mij of de gnomen en elven grinnikten van pleizier.
Het was altijd héél moeilijk te beginnen. Want de taal is telkens weêr als een nieuw instrument, voor elken nieuwen roman en het instrument moet, van den eersten zin af, zuiver gestemd zijn. Hoe geheel anders klinkt die taal als zij uitzegt de peripeties van een modernen familie-roman, die van een antieken historie-roman, die van een symboliesch verhaal, die van een humoristisch verhaal! De taal is telkens een andere, zoo als de schrijver ook telkens een andere is. Het rhythme is anders, de woorden zijn andere; het geheele instrument is telkens anders gestemd en klinkt anders, terwijl het toch steeds is de Nederlandsche taal, die de zelfde Nederlandsche auteur bespeelt.
Hoe wordt een roman nu geschreven?? Zeker, op honderd verschillende wijzen. Ik heb wel eens gehoord, dat een schrijver begon aan zijn slotscène, dan eenige pagina's schreef van zijn culminatie-hoofdstuk en eindelijk wel eens dacht wat te gaan cizeleeren aan het begin van zijn boek. Voor mij echter is zulk werk uit den booze en geheel onbegrijpelijk. Voor mij is de goede auteur alleen hij, die het groote geduld heeft te beginnen met de eerste zinnen van zijn allereerste hoofdstuk en alles wat komen zal nog in ongeschreven perspectief wel steeds tracht te zien maar nooit nog te beelden. Hoe is het ook anders mogelijk! Want de woorden vloeien van zelve, de perioden volgen elkander van
| |
| |
zelve; de hoofdstukken volgen elkander noodlottig op, zonder dat er één in geschoven of uitgelaten kan worden; een roman wordt niet anders dan onze dagen, ons leven zelve worden, van zelve, enkel omdat de schrijver zich vroom moest laten gaan volgens den dwang van Iets, dat sterker is dan hij en hem voort stuwt volgens geheime, mystieke wetten. Ik heb dit altijd zoo sterk gevoeld, dat ik nooit een mijner helden of heldinnen anders had kunnen laten evolueeren of eindigen dan zij doen in den roman. Hun levensloop, het psychiesch verloop hunner stemmingen, gevoelens en levensgebeuren was nooit anders te wenden en te wijzigen dan het noodlottig moèst verloopen. En ik heb nooit een auteur begrepen, die wel eens moeite had met den ‘gang’ van zijn verhaal of met het einde van zijn held of heldin. Niet omdat ik zoo een volmaakt romanschrijver mij durf roemen, maar eenvoudig-weg, omdat ik mij, als ik schrijf, niet meer voel dan een voortgestuwd werktuig van Iets in mij of om mij of boven mij, dat mij beminnelijk dwingt te schrijven, scène na scène, hoofdstuk na hoofdstuk en niet anders dan het moet en zooals dat hoogere Iets het al bepaalde van den beginne af.
Dit neemt natuurlijk niet weg, dat de romanschrijver - al is hij ‘instrument’ van dat Andere - een menschelijk instrument blijft en goed of slecht werk kan doen. Dat hij fouten kan maken. Ik zie mijn eigen fouten, als het te laat is, altijd héél goed in en onverbiddelijker dan welke criticus. Maar ik mis dan, is het boek af, volstrekt de kracht die fouten, hoe ook doorzien, te verbeteren. Als ik een concreet voorbeeld mag noemen, zoû ik zeggen, dat ik in Langs Lijnen van Geleidelijkheid de figuur van den eersten man der heldin, die op haar grooten invloed uitoefent tot het einde toe, niet goed heb voorbereid, zoodat Rudolf Brox veel te laat den lezer bekend wordt gemaakt. Ik zag dit dadelijk zoodra de roman geschreven was, maar hoewel ik allen tijd had om hem ‘over te werken’ en voorbereidende epizoden tusschen de hoofdstukken in te lasschen, miste ik zelfs den moed kleine, slimme, sluwe zinnetjes, die Brox' optreden zouden prepareeren er hier en daar tusschen te krabbelen, hoewel een dergelijk knoeierijtje heel on- | |
| |
schuldig en doodgewoon ware geweest. En veel van mijn fout te niet hadde gedaan. Neen, dat Andere, dat mij drong, was van mij geweken na mij zóó te hebben overweldigd met zijn suggestie, dat ik den dikken roman had geschreven zooals ik hem toen had moeten schrijven...Een weinig te ongeduldig misschien, wenschende te zeer onder de suggestie weg te komen en mij geen tijd gunnende de figuur van Rudolf Brox op de juiste momenten in den roman te doen verschijnen, ter voorbereiding zijner eindelijke overwinning op de heldin aan het einde van het boek. En zoo verscheen het boek met die groote ‘fout’. Maar zoo een ‘fout’, door den schrijver eerlijk onder oogen gezien, leert hem voor zijn volgende werk zóó veel, dat de ‘fout’ lief hem wordt en hij beter doet zijn doorziene onvolmaaktheid in eere te houden dan haar te maskeeren met
de slimme en sluwe zinnetjes en scène's, die, in een volgende editie, zoo gemakkelijk waren geweest er tusschen door te knoeien, om zich zelven tevreden te stellen.
Hoe een roman wordt geschreven? Ik meen het gezegd te hebben: door zich te laten gaan, door in vroomheid het werk te verrichten, dat dat Andere den schrijver opdroeg. Ik zoû zoo verheugd zijn als deze confidentie eens niet beschouwd werd als de mooie fraze van een auteur, wien verzocht werd een causerie te schrijven. Want het is niet anders...Ik kan er zelf zoo weinig aan doen, dat ik een roman schrijf. Ik kan het eenvoudig soms niet laten. Ik heb misschien al veel te veel romans geschreven, maar verzeker u niet, dat ik reeds mijn laatste schreef. Ik doe wat ik doen moet en ik schrijf den roman, dien ik schrijven moet. Soms poogde mij een Mefisto-uitgever te verleiden met de centen. Mij in te fluisteren: schrijf niet zóó een roman als je nu onder handen hebt: die verkoopt niet...Schrijf liever zus een roman: die verkoopt véél meer en dan krijg je veel meer geld. Maar ik schreef nooit den roman, dien de Mefisto-uitgever mij aanried te schrijven en wèl het boek, dat die Andere mij, als het ware, voor dicteerde...Wat was dat vreemd, ongelooflijk vreemd!
Als ge mij nu vraagt: vindt ge het zoo een uitnemend werk wat
| |
| |
ge al uw leven doet, als gewillig werktuig van dat Andere...zoû ik nederig misschien antwoorden, dat, betrekkelijk, er misschien uitnemender werk is te verrichten, maar dat, in absoluten zin, alle werk ter wereld evenveel recht van bestaan heeft of...liever niet heeft. Een roman is niet meer dan een kunstwerk maar als de wereld dan tòch bestaat en haar gangetje rolt, is het maken van een kunstwerk misschien wel te verdedigen. Hoewel een kunstenaar eigenlijk niet meer is dan een zoet kind, dat speelt en zich amuzeert na te maken wat dat Andere of die Andere hem zegt te doen.
Hoe een roman wordt geschreven? Ik kan het niet duidelijker zeggen al is het misschien niet duidelijk. Duidelijker herinner ik mij niet hoe ik een roman schreef: meestal zinkt het heele werk van mij weg en bestaat niet meer voor mij als het geschreven is. Misschien, dat ik daarom dadelijk aan een nieuw, een ander boek moet beginnen...
Nu geloof ik wel, dat ik dit weet: de schrijver moet alles vergeten wat hij geschreven heeft. Hij moet er niet meer blijde of treurig om zijn; hij moet er niet op pochen of er zich zelf tevreden op verhoovaardigen. Hij moet het vergeten. En alleen denken aan wat hij schrijft of zàl schrijven. Misschien moet hij ook heelemaal niet schrijven, ik meen met een pen of een schrijfmachine: ik geloof, dat een romanschrijver, die niet schrijft, maar alleen zich zijn werk bewust is in den geest, heel gelukkig kan zijn. Maar het is misschien een steriel geluk en het schijnt toch wel, dat geschreven romans soms gelezen worden, meestal door lezeressen en die dan niet boven de vijf-en-dertig: na dien leeftijd lezen weinige lezeressen, en nog minder lezers, een roman. Het was ten minste mijn ondervinding en ik zal blij zijn als zij foutief is...
Ik weet het nu wel, hoe een roman wordt geschreven!! Een roman wordt van zèlve geschreven, meestal naar aanleiding van een héél kleine opwelling, impulsie, aandoening, maar achter het simpele schrijvertje, dat zit te pennen...staat dat Andere, die Andere - en die is het eigenlijk, die het hem doet!
|
|