van welbehagen. Tot de leviathan plotseling op een afstand van duizende mijlen, over een oceaan heen, een immensen baviaan gewaar werd en, vergetende zijn, uit atavistische psychoze zeker ontwellende, dichterlijke stemming, in nieuwe of wellicht stokoude - ook atavistiesch-zielszieke - oorlogswoede uitbarstte en met twee razernijstralen waterdouches uit spuitende neusgaten over den oceaan het baviane-gebeeste te lijf wilde.
De baviaan echter, het oer-geäapte, verdiept in de meest primitieve overpeinzing, zag den leviathan niet aandonderen over den woest stormenden oceaan. Verwonderd keek de vader der Nieuwe Menschheid, die worden ging, om zich heen en schudde, verbijsterd, zekerlijk zich heugende vage dingen van onverkwikkelijke voorbestanen uit eeuwen her, den patriarchalen harenkop. En terwijl de verbitterde leviathan steeds over de golfgebergten henen sprong, in de richting van het wezen, dat hem de alleenheerschappij over de nieuwe wereld wel niet gunnen zoû, rees de baviaan, reuzig, op en riep een woord, dat hij niet begreep maar alleen voelde, in een taal, die hij schiep op dat oogenblik:
- Waarom?? In Gods naam, waaròm, waaròm???
Hij wist niet, dat hij op dat oogenblik formuleerde àlle wijsbegeerte der geboren gaan wordende, nieuwe Menschheid; hij had ook geen tijd over zijn eigene baviane-intuitie na te denken, want de leviathan wierp zich brieschebrullende òp hem...
Zij streden den epischen strijd...
De baviaan versloeg natuurlijk den leviathan...
En door zijne overwinning zongen de spiritistiesche zielen, die het weten konden:
- Evolutie! Evolutie!
Toen werd de baviaan, hoewel hij het nièt begreep, alleen gevoelde, die gevoelige oerbaviaan, trots zijn overwinning, heel treurig.
Hij weende, hij wist niet waarom...
Maar de wereld wentelde in evolutie verder...