de lijnen heen. Wie is er eigenlijk niet persoonlijk in ons zoo onpersoonlijke, strakke en stijve, moderne mannepak? Wie geeft niet aan de wat stroeve plooien van ons serge, cheviot of tweed de eigene lijn zijner persoonlijkheid? De gemakkelijkheid willende, corpulent aangelegde dorps-burgemeester ziet er toch geheel anders uit in zijn gekleede jas dan de correct stroef blijvende diplomaat, en een elegante ober is niet zelden zeer persoonlijk van roksilhouet in een chique restaurant tusschen ook weêr zeer varieerende gasten, die ieder weder een andere persoonlijkheid uitlijnen in dat zelfde ober-costuum...
...Zoo stond ik te mediteeren, bezig met aan mijn das te trekken, die niet geheel gewillig gleed en voort schoof tusschen den dubbelen wand van mijn boord. Maar toen ik eindelijk vrij wel geslaagd was in dat moeilijkste aller moeilijke werken: een das voort te schuiven door een onwillige dubbele boord en toen ik mij, omsloten in mijn veilig veston, met zoo veel geriefelijke binnenzakken, bekeek in mijn spiegel, toen was ik toch werkelijk dankbaar, dat onze mode zoo praktiesch was, zoo eenvoudig, zoo streng, want het waaide en het stortregende en ik was zoo zeker, trots weêr en wind en geweld der elementen, vrij ‘en forme’ te kunnen blijven, ook al bewoog ik mij met de voor ons vereischte moderne koortsigheid in tram, trein en auto, tusschen modder en slik. Dikwijls, in de opera, had ik toch gepeinsd hoe die veel fantastischer gedoste ridder- en andere figuren het hem ‘deden’ in die niet zoo koortsachtige maar misschien geweldigere tijden van vroeger, en dan zegende ik het, dat ik, met een zwart dopje of een strooien hoed, ook al tartten zij noodweêr, toch nog er absoluut convenabeler moet hebben uitgezien dan een musketier, die, met een gescheurde kanten kraag en geknakte vederen aan zijn gedeukten hoed, uit zijn laatste avontuur te voorschijn trad. Terwijl ik, op een zonnigen dag, met een witte broek oogenblikkelijk het heertje ben!
Wij zijn praktiesch en ons kostuum is praktiesch. Wij zijn strijders-in-het-leven en ons modern costuum is ons harnas. Wij kunnen ons er in beter herbergen dan in een plooienden ridder-