VI
Bonzend haar hart volgden Kallirhoë's oogen Xenofon van Korinthe... Zij zag hem drie der andere loopers eerst voor hem uit laten schieten - hunner zolen golving, op, neêr, op, wèg vloeiende vóór zijne draling uit, tot een sterkere stroom zijn beweeg versnelde en hij plots onder de oogen der priesteressen, bij de zwenking om de estrade heen, vooruit sloeg in, met een krachtiger vloed uitgolvende, overstrooming van aller anderen loop: een golf hij, een hooge, die vier andere golven overraste, hun rhythme met het zijne krachtig te boven deinde en toen uit vloeide, snel, sneller weg vloeide, voor de verrast talmende vier golven heen... En zoo volgden Kallirhoë's oogen heur liefde tot het einde der baan... Daar stonden Hellanodiken, wezen den terugweg, beheerschten met hun menschelijk verstand den bijna natuur geworden loop dier athleten, met menschelijke wet weêrstand biedende aan wat bijna natuurwet geworden was - niet anders dan stroom van zwellende rivier of zwieren van wind zoû geweest zijn - tot de wedijverende loopers zwènkten om met éene zelfde sierlijkheid van halve cirkels en deden hun loopweg in het nieuwe bedde vervloeien sneller en sneller naar de lijn van afloop terug... Twee schenen Xenofon in te zullen halen, of golf bij golf Xenofon's golf overspoelen zoude maar het was of windruk óp vierde zijn vaart: vooruit veerde sneller zijn voet, rozigden sneller de zolen op, neêr, op... Duizendvoudige juiching vervulde geheel den koepel der blauwe lucht, die stond rondom wallen en Stadion en het scheen, dat weêrechode tegen Kronosheuvel, tegen tempel