vroegen morgen, als een atmosfeer van goddelijkheid...! Dit was een plek der goden... Olympia! Dit was van Zeus en van Herakles... maar niet van Afrodite, hoe de gouden godin zoo wel Zeus als Herakles zelve eenmaal had kunnen beheerschen. Dit, Olympia, dit was niet van de Liefde! De streng mannelijke kuischheid - Kallirhoë voelde het wel - weefde hier deze frissche, versterkende atmosfeer van den morgen, die dezen derden dag der Olympiade voor-af ging. Dit was niets voor vrouwen! Zij beefde bijna, naderende de poort: zij kruiste een paar feestgenooten, die liepen haar voorbij, den heuvel op, dien zij afliep, opgewonden sprekende over de wedrennen van den vorigen dag en over den overwinnaar, wien de olijftak, geplukt van Herakles' eigenen, heiligen boom, was gereikt... Olympia! Was zij te Olympia? Zij kon het bijna niet werkelijkheid denken. Zoo zij ontdekt werd, zij, een hetaire uit Korinthe, zouden zij haar weg jagen, steenigen, omdat zij hierheen had durven komen? Te Olympia, het heiligdom der Helleensche Mannelijkheid, de Tempel der Eeredienst van het Mannelijke Lichaam, om de schoonheid en de kracht van dat Lichaam, om de zuivere essentie van die Kracht en die Schoonheid en waar geen plaats was voor zelfs de minste idee van Liefde: Liefde, die toch aanvult Kracht en Schoonheid, tot harmonie??
O zeker, zij gevoelde het wel, de hetaire uit Korinthe, die, in de gesprekken met hare minnaars over die ideële dingen, tijdens de viooldoorgeurde banketten, veel gehoord had en begrepen van Liefde, van Schoonheid, van Kracht. Zij gevoelde het wel, nu zij, met het doorbreken van de zon, even stil staande, geheel de heilige Altis voor zich zag liggen met hare blanke tempels en portieken óp rozigende in het jonge licht. Heilig en toch alleen der eeredienst van het lichaam gewijd, maar dit zelve beschouwd als een heiligheid, die geëerd werd met kuische zorgen. Daar lag voor haar blik de Feestplaats en naar het Oosten strekte zich het Stadion uit tusschen de breede wallen, waarop de toeschouwers dra zouden krioelen. Rechts begreep Kallirhoë den Zeus-tempel te zien, tusschen die eikenboomen het Pelopeion - den tempel