| |
| |
| |
XXIX
In een onbekend land, dat men als toerist doorreist, treffen de onbekende dingen
en poogt de reiziger zich met deze vertrouwd te maken. In onze Westersche landen
is de beschaafde toerist, die een beetje zijn talen kent, nooit zoo heel erg
verloren tusschen de, hem eerst onbekende, dingen en is hij heel spoedig er meê
familiaar, in meer of mindere mate, naar gelang van zijn assimilatie-vermogen.
In het Oosten is dat geheel anders, vooral in het Uiterste Oosten. Het verschil
tusschen Oostersche en Westersche ziel is bijna een onoverbrugbare afgrond en
vele onbekende Oostersche dingen maken den Westerschen toerist dikwijls
radeloos. Reist hij in China en Japan en kent hij geen Chineesch of Japansch,
dan zal hij soms radeloos zijn. En wat hem soms ook radeloos maakt, zonder zelfs
nog aan Chineesch of Japansch te denken, dat is, in beide die talen, het
ideogram.
Niet te kunnen lezen het letterschrift, dat overal om u heen warrelt, niet alleen
in de driftig open gespreide dagbladen, die een Chineesche koopman leest op den
drempel van zijn magazijn, en de Japansche rickshaw-man bij het ‘station’, waar
hij zijn wagentje stalt, maar ook overal, overal, in de straten, in opschriften
en op reclame-borden! Nooit te kunnen lezen en dus zelfs niet te kunnen
‘naslaan’, wat om u heen staat geschreven! O, het maakt u zoo radeloos en het is
toch te dol, als je voor een paar maanden toerisme pleegt in een ver Oostersch
land, eventjes de moeilijke taal te leeren èn het letterschrift mede: het bijna
u sfinx-achtig aanstarende ideogram.
Dit heeft in Japan wel een heel ander type dan in China. | |
| |
Het was in
China eleganter, vond ik, met veel gratie, goud en bont neêr gepenseeld rondom
mij, op lange uithangborden en wimpels in de winkelstraten van Canton, Hongkong
en Shanghai. Ook maakt het Chineesche ideogram soms op mij den indruk van een
gouden of veelkleurige spin; een spin is voor mij een zeer interessant dier en
ik kan met evenveel interesse kijken naar een spin als ik in China keek naar een
Chineesch ideogram. Maar van de spin begreep ik, na lang staren, ièts: hare
volharding, ijver, jaagzucht, wreedheid, moordlust, haar strijd om het leven...
dat alles begreep ik uit de pooten-wriemelende, loerende, jagende spin. Maar het
Chineesche ideogram... begreep ik niet: ik had vergeten even wat Chineesch te
studeeren. En in Japan was het niet beter: ik begreep niets, maar dan ook nièts,
van het Japansche ideogram, en ik werd er radeloos om.
Het Japansche ideogram, dat ik rondom mij zag in de Japansche winkelstraten,
wemelde ook bijna niet. Het geleek mij lang niet zoo elegant, gracieus, spontaan
en sierlijk letterschrift als het Chineesche. Het leek mij zeer gestyleerd en
deed mij telkens denken aan huisjes, poortjes, tafeltjes, stoeltjes, en kastjes,
aan gestyleerd huisraad, naast elkander geschikt op een lange rij. Waarom
verschilde dat nu zoo heel erg van het Chineesche ideogram, waaruit het toch,
als ik gehoord had, oorspronkelijk stamde??
Ik nam toen mijn informaties. Ik was heel blijde, dat onze bekwame tolk, de heer
Roos, aan het consulaat te Kobe mij die wel wilde geven. Ik voelde mij niet
soepel genoeg in mijn geest - wat leer je slecht als je zekeren leeftijd voorbij
bent! - om hem te vragen mij Japansche lessen te willen geven. Maar éénige
gegevens... Ja, die dorst ik hem wel vragen. Hij gaf ze mij.
Wel, ik begreep, dat wat wij Westerlingen doen met de pl.m. 26 letterteekens van
ons praktisch alfabet, in het Oosten heel anders gedaan wordt. Wel veel
diepzinniger, geloof ik, wijs-geeriger, edeler zoû ik bijna zeggen, maar ook
bijna ondoorgrondelijk voor den gewonen mensch, die niet ‘geletterd’ is. Toch,
in der eeuwen loop - hoe antiek is niet het ideogram! - zal ook den middelmatig
beschaafden Oosterling het ideogram | |
| |
vertrouwder zijn geworden.
Gewone dingen kunnen zij nu allemaal wel lezen.
Maar welk een overstelping - alleen door geleerdste geleerden eenigszins te
overkomen - moet het den eenvoudigen lezer wel eens geven als hij zich bewust
wordt, dat twee duizend ideogrammen - eerst officieel aangenomen als genoegzaam
voor de lagere scholen - ontoereikend bleken; dat niet minder dan vierduizend
ideogrammen vereischt worden voor nieuwsbladen en voor scholieren van hoogere
scholen; dat zesduizend ideogrammen noodig blijken voor den modernen Japanschen
romancier, misschien wel tien duizend voor meer technische boekwerken vereischt
worden, en dat zestig- à tachtigduizend ideogrammen de bijna mystieke schat zijn
van Chineesche filozofie en poëzie, de talloos vele eigennamenin begrepen!! Een
Westerling vraagt zich dan, dankbaar voor zijn primitief alfabet, wel eens af:
kan een Japanner - wij spreken nu niet van Chineezen - ooit lezen?! Ja, hij kàn
het, zoo hij eenige beschaving heeft en minstens zijn plus-minus zes duizend
ideogrammen onder de knie heeft. Maar het lijkt ons wel ongelooflijk!
Bedenk daarbij, dat er naast het ideografische letterschrift, waarin ieder
ideogram een symbool is, het lettergreepsche schrift bestaat, samengesteld uit
combinaties. Een eindeloos aantal begrippen moest in den beginne der
taalvorming, eeuwen geleden, worden uitgedrukt door een beperkt aantal klanken
en verklankingen, en deze klanken en verklankingen verkregen, enkel door een
verschil van uitspraak, verschillende beteekenis. In de schrijftaal zal het dus
voorkomen, dat een Japansch ideogram enkel door de beteekenis van den geheelen
zin wordt verklaard en dàn door den lezer juist kan worden uitgesproken, met
vereischten nadruk, aspiratie, of welke schakeering ook. Déze fijnheden zullen
voor een Westerschen mond wel onmogelijk zijn ook maar bij benadering te zeggen.
Het woord ‘joro’ beteekent ‘hofdame’; uitgesproken met een anderen nadruk,
beteekent het ‘lichtekooi’ en er zijn in de Japansche taal tal van andere
dergelijke struikelblokjes, waarover de Westersche tong onvergeeflijk zoû kunnen
slipperen. De laatste ‘joro’ zou het zeker vergeven uitgesproken te wor- | |
| |
den als de eerste, maar de eerste zoû het nooit vergeven
uitgesproken te worden als de laatste. En hoe de Japanner dien ik in zijn
articulatie van het Engelsch en Duitsch niet volmaakt vind, in de eigen taal
steeds onberispelijk zijn zal in de vereischte uitspraak is mij een raadsel,
maar ik neem natuurlijk grif aan, dat deze meening uit mijn Westersch onbegrip
voortvloeit.
De manier van schrijven kan minstens vijfvoudig zijn. Er is het statig
gepenseelde ‘zegelschrift’, dat alleen voor zegels en stempels gebruikt wordt;
er is het gestyleerde, vierkante drukschrift, en dit, ook voor opschriften in de
straten gebruikt, trof mij door het zoo weinig spontane en deed mij denken aan
kastjes, stoeltjes, tafeltjes, poortjes en huisjes. Er is een schrift voor
minderen, dat ‘bediendenschrift’ wordt genoemd en er is het ‘loopende schrift’,
in schoolboeken gebruikt en overal waar duidelijkheid gewenscht wordt, zonder
dat de styleering van het drukschrift vereischt is. En dan is er het schrift,
dat is ‘gelijk het groeiende gras’. Dit is het sierlijke schrift, de calligrafie
der dichters, die de vrijheid nemen hunne poëtische karakters te penseelen,
sierlijk wild en ongebonden als grashalmen, die buigen in den wind. Dat alle
deze verschillende schriften en meerdere nog - de antieke - niet altijd voor den
gemiddeld beschaafden Japanner te lezen zijn, bewees mij mijn gids, Kawamoto,
die in de rechten heeft gestudeerd, en daarna zijn Chineesche klassieken ter
hand heeft genomen en die in het museum te Nikko, mij niet kon verklaren welke
opschriften er geplaatst waren in sommige vitrine's, bij Nô-maskers en
-kostumen. Hij bekende eenvoudig zijn onbekwaamheid en ik begreep, dat deze zeer
vergeeflijk was, al was hij ook een man van beschaving. Evenmin als het een
beschaafden Westerling is aan te rekenen, dat hij niet altijd Grieksch,
Hebreeuwsch of Assyrisch spijkerschrift kan ontcijferen.
Hoe ontstond en ontstaat de Japansche taal en hoe wordt zij geschreven? Wel, de
moderne taal groeit zeker voort op natuurlijke, soms naïeve, altijd plastische
wijze: een automobiel is ji-do-sha, of ‘de kar, die van zelve beweegt’. (Ji =
zelf; dô = bewegen; sha = kar). Fijner is het te zeggen ‘ki-sha’: | |
| |
de wagen, die door ‘stoom’ of ‘geest’ bewogen wordt. (Sha = wagen, kar; ki =
stoom, geest.)
Als wij van liquidatie spreken, waarin een zekere vloeiing, al is die dan ook
financieel, niet is te miskennen, spreekt de Japanner van ‘Sen’ dat is
‘fontein’, zoo hij over zijn muntwezen spreekt. In vele gevallen is het ideogram
nòg plastisch als primitief symbool of gestyleerd beeldje te herkennen, maar
meestal is het in den loop der eeuwen te veel veranderd en te ingewikkeld
geworden om nog dien primitieven, plastischen vorm te vertoonen. Hoe is, om te
bewijzen, dat een ideogram soms nog wel is na te speuren tot zijn
oorspronkelijken vorm, het ideogram voor ‘mier’ geworden? Door naast het
ideogram voor ‘algemeen-insect’ te zetten dat van ‘schaap’ en ‘ik’ of ‘mijn’ en
deze twee te combineeren met dat van ‘inzicht’ of ‘rechtvaardigheid’ of
‘verstand’. De ons Westersch gevoel zeer vreemd aandoende samenstelling geeft
dus in het ideogram ‘mier’ het beestje weêr als het insect,
dat bezit heeft, inzicht of verstand, want... ‘schaap’ plus ‘ik’ geeft het begrip weêr van ‘bezitten’: een bezitter is hij, die schapen - ander vee -
heeft. Deze naïeve samenstellingen komen in het Japansche letterschrift dikwijls
voor: de kat wordt geideografeerd door twee karakters van ‘de hond, die miauw
zegt’; de ‘stotteraar’ door eene voorstelling van den ‘mond’, waar het woord
‘binnen’ blijft: ‘mond’ plus ‘binnen’ geven dus ‘stotteren’ weêr. ‘Rijst’ plus
‘vuur’ - ik meen de twee ideogrammen hiervoor - geven weêr ‘den herfst’: dat is
het tijdstip als de stoppelvelden, waarop de rijst wies, in brand worden
gestoken.
Dat is alles nog vrij duidelijk; onduidelijker wordt het als de drie ideogrammen
voor ‘net’ (met twee vischjes er in), ‘woord’ en ‘mes’ gecombineerd tot een
samengesteld letterteeken... ‘straf’ beteekent of liever nog ‘doodstraf’. Wel,
in de drie ideogrammen is dan misschien te herkennen: de gevangenis (het net);
de uitspraak (het woord) en de terechtstelling (het mes).
Drie vrouwtjes naast elkaâr combineeren het ideogram ‘lasteren’; één vrouwtje
tusschen twee mannetjes beteekent ‘lastig vallen’; één mannetje tusschen twee
vrouwtjes be- | |
| |
teekent in het ootje nemen; de ideogrammen voor ‘man’
en ‘vrouw’ zijn zeer weinig meer plastisch teekenend, maar vermoedelijk in den
beginne, dat het letterschrift werd ‘uitgevonden’ méér teekenend geweest.
‘Paard’ plus ‘vloo’ (insect met vier pooten) plus ‘steigeren’ vormt een
ideogram, dat in zijn abstractie ‘opgewonden worden’ aanduidt: waarom zoû het
ook niet? Het door een vloo, vier- of meerpootig, gestokene paard, dat steigert,
zal ongetwijfeld ‘opgewonden worden’, driftig zijn en nerveus.
En zoo is het lezen voor den Japanner, die dit in de oudheid leerde van den
Chinees, geworden een zeer vlug met den geest transponeeren van min of meer
plastische of langzamerhand geheel onherkenbaar geworden symbolen tot de meest
abstracte begrippen. En is het Japansche schrift eveneens geworden een sierlijk
neêrpenseelen of vlug teekenen van letterteekens, of combinaties van deze, die
eenmaal afzonderlijk een geheel andere beteekenis hadden dan nu het
samengestelde karakter vertoont. Waarbij de lezer of schrijver zelfs niet meer
dènkt aan de oorspronkelijke beteekenis der enkelvoudige deelen.
Moeilijker dan te lezen en te schrijven door middel van òns alfabet lijkt mij de
Japansche methode. En vooral beklaag ik het Japansche kind en den Japanschen
scholier. Intusschen gewoonte en herediteit zijn alles. En wat ons,
Westerlingen, onoverkomelijk moeilijk lijkt - plus minus vierduizend of
zesduizend ideogrammen minstens even vlot te moeten leeren als wij deden met:
A is een Aapje, dat eet uit zijn poot.
B is de Bakker, die bakt voor ons brood.
...is vermoedelijk voor het Japansche kind, meisje of knaap, zoo eenvoudig en als
van-zelve-sprekend, dat het spelende met zijn papieren karpers of schattige
poppetjes, zich voorbereidt om, eenmaal volwassen, niet al te veel op te zien
tegen het aantal van zestig-duizend of tachtig-duizend ideogrammen. Zoo zich ten
minste klassiek poëtische of antiek filozofische studie-neiging ontwikkelt.
| |
[pagina t.o. 196]
[p. t.o. 196] | |
22. Geisha's, een Oud-Japansche Dans opvoerend
| |
[pagina t.o. 197]
[p. t.o. 197] | |
23. Zusje en Broertje
24. Op den Akker
|
|