| |
| |
| |
V
Den volgenden morgen stond onze gids vóór ons, glimlachende en buigende. Te breed
glimlachende en te diep buigende. Ik wist eigenlijk niet of hij wel was dien ik
geheel uit Nagasaki ontboden had, enkele uren sporens ver, maar ik moest hem wel
goed vinden, zelfs nu zijn Engelsch mij zeer tegenviel. Hij had mij immers
aanbevelingen van verscheidene Hollanders getoond. Ik was beslist van plan dezen
man, dien ik niet herkende, een goeden gids te vinden. Onder zijn leiding zien
wij dus Kyoto.
Nu zou ik u wel dadelijk meê op sleeptouw willen nemen naar tempels, paleizen en
kerseboomen. Maar ik zoû liever eerst voor u, o geduldige lezer, een klein
college willen houden, echter aan de hand van Prof. Katsura Hara, van de
Universiteit alhier, wiens gewaardeerde kennis ik maken mocht. Mijn college zal
zijn over Japan's geschiedenis en naar aanleiding van Prof. Hara's boek: An
Introduction to the History of Japan. In het Engelsch geschreven, is dit boek,
elegant en luchtig, bedoeld voor den Westerling, die iets anders wil zien in
Japan dan een land ‘full of quaint curio!’ En daarbij, moeten wij niet even iets
weten, hoe weinig ook maar, van het historisch verleden eens volks, voor wij zoo
maar dadelijk zijn tempels, paleizen, en kerseboomen bewonderen gaan? Wij vallen
zóó van de ‘Empress of Asia’ en de Pêche-Melba met onzen neus in Things
Japanése... gaan dadelijk bewonderen of critizeeren, laten ons meesleepen door
directe impressies of niet medesleepen: waarlijk is het niet goed even iets te
weten?? Ik schrijf voor Hollanders; toen ik uit en over Indië schreef, nam ik
gaarne aan, dat iedere Hollander wel eens gehoord heeft van | |
| |
de
Nederlandsch-Indische Compagnie, van tabak, thee, rubber en Boeroeboedoer. Ik
viel dus in media res, en poogde maar nu en dan even te doceeren, met ik hoop
niet al te professorale stembuigingen. Maar, hier, in Japan! Hoe kan ik met u
het paleis van een Mikado of van een Shogùn bezichtigen als ik u niet eerst iets
van een Mikado of een Shogùn heb laten zien en hun figuren voor u heb
opgeroepen? Let wel, wij moeten in vogelvlucht overzicht hebben van
Mythologische tijden over Middeneeuwen en enkele Renaissances heen naar de
huidige Japansche eeuw! Prof. Hara's boek zal ons helpen. Vergeet niet het te
lezen, vóór ge Japan komt bezoeken.
Er is veel, heel veel over Japan geschreven. Chamberlain en Mason schreven des
uitgevers Murray's Handbook, dat geen toerist ongebladerd laat, Lafcadio Hearn
was de enthouziaste bewonderaar van land en volk der Rijzende Zon. Gonse gaf
rijk geïllustreerde deelen over Japansche kunst. Misschien is aan de literatuur
over Japan voor het oogenblik geen woord toe te voegen. Evenals wij land en volk
meenen gezien te hebben in... Europa, op onze expozities en in onze winkels, zoo
weten wij van Japan's kunst in Europa zoo ongeveer wel af wat er van te weten
is. En toch, hoe oppervlakkig wordt geheel deze vooropgestelde kennis, als wij
in het land zelve zijn toegelaten en hoe blijde ben ik denzelfden avond van mijn
aankomst te Kyoto het boek van Prof. Hara en zijn vriendelijk bezoek te hebben
ontvangen.
Het is of ik iets intiemer ben doorgedrongen in wat ik nièt wist, nu ik deze
Inleiding tot Japan's Historie ter hand heb. Vooreerst ben ik zeer getroffen
door professor's eerlijkheid, die niet ontkent, dat Japan zijn geheele cultuur
aan... China te danken heeft. Wel, wij wisten het misschien al, maar dit
eerlijke getuigenis van een Japanner onzer dagen, geeft vastere basis aan wat
wij vermoedden. Zeer interessant is het ook te lezen hoe de oudste
werelddynastie - die van Japan, welke er op boogt van de Zongodin af te stammen
- trots dien mythischen oorsprong, nog altijd dezelfde is, die thans heerscht.
Trots revolutiën en Shogùnaat, het militair dictatorschap, dat de Mikado wel in
eere hield, maar, zeer machtig, eeuwen duren kon. Niet minder interessant is het
van het Japansche | |
| |
feodale stelsel te lezen, iets dat wij, misschien
ten onrechte, meenden, dat alleen Europeesch Westersch, Frankisch kon zijn. Wij
zullen dus iets nader weten van die Japansche Daimyo's en leenmannen, die wij op
prenten reeds zagen ten strijde trekken in breed plakkatige wapenrokken en
helmen met ronde, ijzeren hoornen, dezelfde wapenrustingen, die wij in het
museum alhier zullen bezien. Maar uit welken oorsprong spruit dit ras? De
Japansche professor aarzelt niet nog veel geheimenis te vinden in de verklaring
van dit nog steeds niet wetenschappelijk geheel en al opgeloste raadsel, al
wijst hij op de ‘Ainu’, het ‘harige volk’, dat reeds een zeer klein
autochtonisch pygmeeënvolk overweldigde. Zijn deze Ainu echter ook een
autochtonen-volk of was het een volk, dat verhuisde? Als de Japansche Historie
begint, strijden deze Ainu tegen... de Japanners.
Wie waren zij? Waar kwamen zij vandaan? Het is nog steeds een raadsel. Het is een
feit, dat het Japansche type zeer verschilt van dat van Korea, van China. De
Japansche taal is verwant aan de Koreaansche maar er is een grooter verschil
soms tusschen deze beide talen, dan tusschen Japansch en Mongoolsch of
Manchurisch. Hoe het eerste Japansche huis werd gebouwd is niet zeker; het
latere type was de eindfase van tal van wijzigingen. De Tatami, de gevoerde mat,
- die wij op sokken of muilen slechts betreden - is een vloer-en-zitplaats van
betrekkelijk modernen datum. Planken vloeren zijn ouder. Van waar kwam de stijl
van het brooze Japansche huis van aarde, bamboe, mat en papier, - gedekt met
weêr vrij soliede aarden pannen -, die alleen inheemsch aan de Zuiderprovincie
schijnt en niet geëigend aan Japan's bar Noorderklimaat? Rijst is een gewoon
voedsel van den Japanner: wijst het op zijne verwantschap met andere
rijst-etende volkeren? Het gewas is immers niet ge-eigend aan de
September-tyfonen, die alle landbouwers met zorg voor hunne velden vervullen: er
schuilt een exotisme in den smaak voor rijst. De Magatama is een groene kraal,
waarvan men tal van snoeren en versierselen vindt in antieke graven, maar het is
zeker, dat deze kraal geen inheemsch product is. De Misogi is de antieke
reinigings-zede van het koude bad, nog gebruikelijk | |
| |
tot in het
Noorden toe van Japan: ongetwijfeld is deze godsdienstige loutering uit
tropische zone afkomstig.
Professor Hara toont ons, na deze onopgeloste geheimenissen: Japan vóór de
intrede van het Boeddhisme. Hij vertelt ons van Japan's oudste kronieken, de
Kojiki en de Nihongi (8ste eeuw vóór Christus). Wij krijgen vasteren grond onder
den voet. De Chineesche cultuur-invloed is in die eerwaardige complicatie van
geschiedenis en legende al erkend. Het Japansche letterschrift is afkomstig van
het Chineesche ideogram. Een Chineesche geschiedschrijver - Chen-Sou - (3de eeuw
vóór Christus) schrijft de San-Kuo-Chih, het Boek der oudste Japansche
geschiedenis. Vriendschappelijk of vijandig zijn de betrekkingen tusschen beide
Rijken, maar Japan ziet steeds als een kind op naar de eerwaardige beschaving
van het Rijk van het Midden. Wanneer de Japansche Keizerin Jungu Korea
binnenvalt met hare legers, was daar een fijnere litteraire cultuur dan in
Japan, en de Keizerin zond naar Japan schrijvers, die wisten te lezen en te
schrijven de Chineesche ideogrammen. Latere Japansche Keizers moedigden
meerderen dezer schrijvers aan over te komen en namen hen in keizerlijken
dienst. De schrijvers vormden toen, als alle andere ‘handwerkers’ een gilde en
waren zéér in eere.
De eerste Japanners, die van de eerste Middeneeuwen, vóór het Boeddhisme
intreedt, zijn oorlogszuchtig, tot het uiterst krijgshaftig zonder wreedheid en
meer tot humor geneigd dan de moderne Japanners. Zij versmaadden het
rechtsgeding; roovers waren zeldzaam. Wetsovertreders werden vrouw en kinderen
afgenomen, soms deelden de vazallen en knechten het lot van den heer. Vrouwen
waren om hare kuischheid geprezen, ouders werden geëerbiedigd. Hooge leeftijd -
van honderd jaar - was niet zeldzaam. Voorspelling was algemeen en waarzegging;
soms nam de waarzegger, of een handlanger, op zich de verantwoordelijkheid van
daad, reisplan of oorlogsplan: hij leefde dan volgens kluizenaarswetten van
soberheid en zette zijn leven op het spel, zoo onheil den krijgers of reizigers
geschiedde.
Er is een stijging van de keizerlijke macht en centralisatie om haar. Ik had
gaarne bij Professor Hara iets meer van deze | |
| |
allereerste Keizers
gehoord. Maar ik geloof, dat zij den geschiedschrijver te legendarisch zijn. De
eerste, die eenigszins historisch beschouwd wordt is Jimmu Tennò (539 v. Chr.),
onder wien het Boeddhisme Japan binnentrad. De Keizer - met zijn prestige van
geboorte uit goddelijken oorsprong - was tevens de grootste domeinbezitter. Hij
heerscht over zijn leenmannen en baronnen. Zij vormden de eerste kaste. De
tweede kaste schijnt zeer bont en omvat zoowel priesters als krijgsmannen en
schrijvers. Maar ook schild-makers, juweliers, metalenspiegel-makers,
pottenbakkers. Er zullen wel schakeeringen in deze kaste hebben bestaan. De
schrijvers waren allen vreemdelingen, Chineezen of Koreanen.
De eerste groote Japansche geslachten worden genoemd, de Ohtomo's en de Monoobe,
die allen krijgers waren, en de Soga, die tevens gezanten waren geweest naar het
Westen. De leden van dit geslacht brachten vooral het Boeddhisme binnen Japan.
Zij stonden tegenover de eenvoudiger mededingers naar keizerlijke gunst, die der
genoemde krijgsmans-families. Beide geslachten streken de vlag voor de Soga. In
de 7de eeuw na Chr. steeg de macht der Soga zeer hoog boven alle andere
geslachten rondom den Keizer, die, steeds goddelijk geoordeeld, te midden aller
zijner getrouwen tronen bleef. In deze tijden moet men zetten den strijd dezer
Japanners tegen het langzamerhand verdrongen Ainu-volk. Terwijl door ingevoerde
Chineesche cultuur meer en meer de centralisatie onder den keizerlijken schepter
bevorderd werd. Men volgde aan het Japansche hof alle Chineesche voorbeelden.
Wij zullen in den loop der eeuwen (670-1050) andere adellijke geslachten zien
opkomen: laat ons vooral onthouden den naam der Fujiwara's. Vooral in de eeuw,
dat het vaak verplaatste hof te Nara rezideerde - eene plaats, die de toerist nà
Kyoto hoopt te zien - zijn de Fujiwara's in keizerlijke gunst. Het is aan het
hof van deze adellijke machthebbers een ongehoorde pracht en bevalligheid, die
reeds in sommige Chineesche keizersperioden voorkwam, maar die in Japan voor het
eerst ons treft. Het zijn de luchtige, ruime gouden pavillioenen en paleizen,
waar de hovelingen en elegante hof-vrouwen ronddwalen of zitten en praten in de
prachtigste | |
| |
gewaden rond-om muziek en dans: waar zij zèlve dansen
en musiceeren, waar iedere hoveling, iedere hooge vrouw dichter is of dichteres,
zoodat deze verfijnde bevalligheid u verbaast als ge buiten in het veld verneemt
het wapengekletter der Samurai.
Wij zullen ons even moeten ophouden met de binnenlandsche oorlogen tusschen de
geslachten Taira en Minamoto: de namen alleen reeds te onthouden zal nuttig
zijn, zoo wij paleizen en tempels zien. Wij zullen dan iets moeten zien te
begrijpen van de figuur van Yoritomo (Minamoto), den geduchten eersten
militairen dictator of Shogùn, die zich vestigt te Kamakura. Het geslacht Hòjò
laat van zich spreken in de dertiende eeuw. Er zijn twee takken der keizerlijke
familie, de Noordelijke en de Zuidelijke, die elkaâr de macht betwisten. Er
doemt op de dynastie der Shogùns van het geslacht Ashikaga. In modernere eeuwen
zijn er de Tokùgawa, die over de macht beschikken. Moet ik u verder herinneren
de Portugeezen en St. Franciscus Xaverius, de Jezuïeten, en de Hollanders in
Decima? De Amerikaansche Commodore Perry, en, niet eerder dan in 1868, het
Shogùnaat eindelijk afgeschaft en de Mikado in volle alleenheerschappij
heerschend?
De nieuwe tijden daarna? Het Parlement ingesteld, de oorlog met China, die met
Rusland, de Wereldoorlog? Japan heeft de eeuwen door een geschiedenis doorleefd,
niet minder belangrijk dan die van Frankrijk, Engeland, Italië. Alleen... wij
weten allen wel iets van de Europeesche Historiën; wij Westerlingen, weten
eigenlijk niets van de Japansche geschiedenis.
De Medici, de Pausen der Renaissance, de verschillende Louis', Elizabeth en
Hendrik VIII, wij kunnen ze oogenblikkelijk thuis brengen, zelfs in onze
vervaagde memorie. Wat zeggen ons echter de namen der Fujiwara, Taira en
Minamoto? En toch... een toerist in Japan mag niet heelemaal onbekend met hen
zijn.
Het moeilijke van het geval echter is... dat de klank dezer namen zich niet vast
zet in ons Westersch gehoor. Die opeenvolging van medeklinkers en klinkers is
ons oor niet zoo vertrouwd als die in het Fransch, Engelsch, of Italiaansch. Hoe
heeten zij ook weêr...? Ge zult het u ieder oogenblik moeten herhalen.
| |
| |
Dat is een, den toerist, niet gemakkelijk land, wil hij het even gewetensvol
dóórreizen. Hoe dicht ook de Japanner den Westerling is genaderd, zijn taal, en
veel zijner gewoonten, zeden, namen blijven ver van ons staan. Des te meer
geloof ik, dat de toerist niet oogenblikkelijk àl te veel tempels en paleizen
moet zien, wier papieren schuifwanden beschilderd zijn op de meest exquize wijze
door groote schilders, wier namen ook al kaleidoscopisch zich in zijn arme
gehoor en heugenis verwarren. Er zijn er werkelijk nog àndere behalve Hokusai en
Utamaro en Hiroshigè.
In Japan's overweldiging van den armen toerist, die zich verweren moet zoo niet
met armen en beenen dan toch met oogen en ooren en hersenen en begrip en
memorie, wordt hem uit Professor Hara's boek als een vriendschappelijke hand
toegestoken. Hij neme die dankbaar aan. Hij leze dit werk, dat voor hem
geschreven is en waarvan ik niet meer dan de vluchtigste ommelijn trok. Hij leze
het vóór hij Lafcadio Hearn en Chamberlain leze.
|
|