voelen worden tot man van af den grooten, sterken, teêrhartigen jongen, die te hard zijn vriendje had getikt, bij een baarspel.
Hij zag hem duidelijk voor zich; duidelijk worden, zooals een vader groeien ziet een zoon, in wien hij telkens iets herkent van zichzelven.
Hij zag hem voor zich in den ruwen bouw van zijn stevig jongenslichaam, dat bijna al man was; hij zag den ronden kop; het korte, stugge, zwarte haar; de sombere mijmervolle oogen, de uitstekende jukbeenderen, grooten neus, vollen zwaren mond van zinnelijkheid, waarboven al dons van snor.
Hij zag hem met zijn jongensziel: echt sterk jongen, maar schuw voor de vrouwen, de meisjes, en ziekelijk verlangende zich te geven, heel zichzelven in liefde, die nu al te groot was voor zijne jongensziel: verlangen, dat hem zoû worden begin van zijne levenstragedie.
Dat was het contrast wat zijne menschelijkheid maakte: de echte jongen, echt jongen in spelen en ruwheid, en te veel al ziel in een onbedwingbaar verlangen, dat naar heel ver en heel veel smachtte.
En zoo, fijn als pointilleerde hij, stippelde Aylva Arnolds liefde voor Kareltje, zacht-aan morbide, en toch zuiver in strijd, om te heb-