Hij moest zijne moeder overtuigen, dat hij veel beter was, heel kalm, dat hij er wel pleizier in hebben zoû alleen te reizen dezen keer, en dat hij iederen dag haar schrijven zoû. Zij scheidde zich ongaarne van hem, als altijd: zij was zoo altijd moeder; het liefst had zij haar kinderen altijd om zich heen gehouden. Hij was de laatste, de jongste, die gebleven was, en nu ook ging hij dikwijls weg....
Zij wist, dat het niet anders kon, maar lijden deed ze om die wet van wreedheid in het leven; het langzaam losgaan van de nauwe strikken tusschen kinderen en ouders. Hij had haar niet zoo noodig als zij hem. En toch, hij had haar lief, al zoû hij later voelen eerst hoe lief....
Nu was het redeneeren, zacht overtuigend, dat het heusch goed was, als hij ging op reis.
Want hij verlangde naar Italië; hij had er altijd naar verlangd.
Zij schudde steeds haar hoofd, stond toe, maar met een hart heel zwaar, vol voorgevoel, waaraan zij niet toegeven wilde, omdat zij was eenvoudig en verstandig...
En noode liet zij hem zijn zin doen...
En Emilie moest haar veel troosten, toen