waarom hij zoo een verdriet had, en nooit wist hij het haar te vertellen: dat het was om zijn kunst en zijn leven, want zij zoû het niet begrepen hebben, omdat zijn leven zoo gemakkelijk was, en zijn kunst hem succes gaf. Hij had toch alle voldoening; waarom was hij dan ongelukkig. En zij verwarde oorzaak en gevolg; zij meende: hij was zoo treurig, omdat hij zoo een treurig boek geschreven had als ‘Schaakspel’. Zij zag niet in, dat hij ‘Schaakspel’ geschreven had, omdat hij treurig was. En in de aanbiddelijke naïveteit van hare moederziel, die bang was voor de kunst, als voor een monster, een chimera, - omdat ze van het gewone leven aftrok en ziek maakte, - snikte ze zacht in de armen van Emilie, die haar nauwlijks wist te troosten, en dan sprak ze:
- O, als jij je maar over hem ontfermde, Emilie, dan zoû alles goed worden.... O, als jij maar zijn vrouw werd, Emilie, dan was alles goed....
- Neen, neen, tante,.... weerde het jonge meisje af, - zij noemde mevrouw Aylva ‘tante’: Indische gewoonte tusschen heel intieme kennissen - neen tante: Hugo en ik, we zijn als broêr en zuster...
Maar mevrouw Aylva schudde het hoofd, onverzettelijk in haar idee: als Emilie zich maar ontfermde over Hugo...