Een lent van vaerzen(1884)–Louis Couperus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Baadster. Een blanke nymf steeg ze uit het marmren bad, En toefde op de eerste treê; heur armen beurden En wrongen 't blonde hair, dat druipend-nat Nog van den amber der violen geurde. Hoe 't rozig-blond van 't blozend rozeblad De sneeuw haars teedren lichaams warmer kleurde, Terwijl van paerlen vloeyende en omspat, Zij lelie was, die in den dauwe treurde! Daar stond ze, steunende op het slanke been, Zoo, dat bevallig zich de heupe rondde, Nu de armen hoog de dartle lokken bonden. Daar stond ze, glanzend-wit als marmersteen, Geheel omsluyerd in den korenblonde: Antieke vaas met gouden veile omwonden. Vorige Volgende