Een lent van vaerzen(1884)–Louis Couperus– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Indiesch dolce-far-niente. Den goudgebruinden arm rondom het hoofd, Het gitzwart hair al warlend nedervloeyend, Den weeldrig-schoonen mond van purper gloeyend, In 't schittrend oog het vier maar half gedoofd; Zoo lag ze, als in heur droom der aarde ontroofd. En goudgewiekte vlinders speelden stoeyend Haar om de koonen, die, als rozen bloeyend, Zich tintten met den blos van donzig ooft. De bonte sarong was haar op den boezem In ééne wrong bevallig vastgehecht; Uit heure lokken zeeg melatti-bloesem, Nog fonkelend van dauw er doorgevlecht. Dus lag ze daar, in zonnegloed versmacht, Zoo zalig, of zij zich een houri dacht. Vorige Volgende