Een lent van vaerzen(1884)–Louis Couperus– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Een portret. Heur hair is blauwig-zwart en rozig-bruin 't gelaat. Bevallig ligt zij neêr, en 't schijnt haar te verstrooyen Den pauwenveêrenwaayer in- en uit te plooyen; Ook neurt ze, en 't gouden muiltjen dartelt op de maat. Zij is gedost in 't schittrend, ambergeel brokaat, Waarop topazen sparklend hunne vonken strooyen. Heur volle boezem poogt aan 't lage keurs te ontglooyen, En in heur lokken gloeyen bloesems van granaat. Het spelend waslicht spiegelt zich in 't blond satijn, En glanst op elke kreuk met gulden wederschijn; En vlamt in elk juweel met flikkerende stralen. Ze ligt gelijk een tulp, die op haar stengel brak, Terwijl, hoe kwijnend ook zij neêrzeeg bij dien knak, Nog gouden zonnestralen op haar nederdalen... Vorige Volgende