Een lent van vaerzen
(1884)–Louis Couperus– Auteursrecht onbekend
[pagina 15]
| |
V.
| |
[pagina 16]
| |
De leliën smachten van minne
Voor die geluwe narcis;
Zij geuren haar zoetste geuren,
Zoo zwoel... zoo frisch.
En de goudgele bloemeGa naar voetnoot1) nijgt zich
Steeds verder naar den vliet,
Tot hij in den zilveren spiegel
Zijn beeldtnis ziet.
Zoo koud en zoo kil is het water...
Zijn zoenen prangt
De bloem op het beeld, waar minnend
Hij over hangt.
En de leliën lisplen droeve,
Dat nog steeds met des jongelings lust
De bloem zijne beeldtnis
Op 't water kust.....
|
|