| |
| |
| |
Wonen in het buitenland
Indische vrienden, die wij in tien jaren niet hebben gezien, zijn, over Genua, bij ons in Nice gekomen: hij is assistent-rezident geweest, maar nu gepensionneerd, nog jong, omdat zijne gezondheid hem niet meer toe liet te leven in een tropiesch klimaat: zij is een mooi, elegant vrouwtje, wie je niet zoû aanzien, dat zij moeder is van haar twee kinderen: een groote kerel van achttien, en een blond meisken van zestien: niet iedere Hollandsch-Indische vrouw is oud voor zij de veertig bereikt heeft.
- Nu moet je mij toch eens raad geven! zegt mijn Indische vriend, de ex-assistent-rezident. Ik weet niet wat ik doen moet. Moet ik naar Holland gaan? Of moet ik hier blijven wonen, in Nice, waar mij het klimaat goed bevalt... Ik weet het niet. Mijn sympathieën zijn, geloof ik, meer buitenlandsch... Geef mij raad. Je hebt gereisd, je woont tien jaren in het buitenland, en je bent een serieus mensch...
Nu, dat laatste is ook maar betrekkelijk! Mijn goede, beste, Indische vriend vraagt mij raad, omdat hij mij serieus vindt: hij neemt mij au serieux!! Een verantwoordelijkheid zinkt op mijn schouders, een zwaar gewicht gelijk! Bijna zoû ik maar op de wijze der Franschen (die nóoit raad geven, en altijd bij zich denken, zoo ge, naïef, hun raad vraagt: débrouille-toi!) mij er met een luchtig woord van af willen maken, maar ik zie zijn ernstige oogen de mijne zoeken, ik zie, dat hij waarlijk meent in mij een competent vriend te hebben aan getroffen en ik ben zoo weinig Fransch, en ik kan mij heel moeilijk onttrekken aan een gevraagden dienst, vooral als die dienst niet meer zoû zijn dan een opinie
| |
| |
te zeggen, een raad te geven: twee dingen, die de Franschman heel zelden doet. Alleen moet ik mij even verdedigen en antwoord dus:
- Beste vriend, ik zal doen wat ik kan en naar mijn beste weten je raden, maar meen niet, dat ik een serieus mensch ben. Je hebt me in zoo veel jaren niet gezien: ik was vroeger meer serieus dan nu. Ik bèn niet meer serieus en ik neem het leven niet meer au serieux. Ik ben erg wuft, en daarbij oppervlakkig, en ik geloof, dat ik een heel kinderlijke natuur heb...
Ik zie de oogen van mijn Indischen vriend heel groot worden, vol verbazing, maar meêdoogenloos ga ik voort:
- Ik wil je dus waarschuwen, dat ik absoluut niet serieus ben, en dat ik je mijn raad geef, voor wat die waard zal zijn: sla hem in den wind, zoo je wilt, en ik zal er je niet om toornen. Maar laat mij nu niet meer uitweiden over mijn eigen heel weinig serieuze natuur, en je liever, niet serieus, gaan raden... Zoû je heusch op dien raad prijs stellen?
- Zeer zeker, beste kerel, antwoordt serieuzer dan serieus mijn Indische vriend, de ex-assistent-rezident, en ik hoor een overtuigende diepte in zijn stem, als of hij mij vooral wil doen voelen, dat hij die kinderlijkheid van mij niet au serieux neemt.
- Hoor dan toe! steek ik van wal. Je zegt, dat je buitenlandsche sympathieën hebt, nu je wikt en weegt waar je te vestigen, en ik hoor in den klank van je stem, dat je mij, wien je raad vraagt, het wilt geven in den mond om te zeggen: maar kerel, blijf toch te Nice wonen, èn voor het klimaat, èn voor het meerdere intense kosmopolitische leven... Is dat zoo niet?
- Je bent wel een klein beetje psycholoog nog gebleven, niettegenstaande de verandering, die je karakter onderging, antwoordt de vriend.
- Welnu, antwoord ik; dan moet ik je zeker zeer te leur stellen, want ik kan je niet anders raden: blijf hier den winter uit en vestig met den zomer je ergens in Holland, ik zoû zeggen in Den Haag.
- Maar waarom?? roept in verbazing de vriend; als jijzelve niet meer naar Holland terug gaat!
| |
| |
- Om verschillende redenen... zeg ik, en ik betrap mij er op, dat de klank van mijn stem heel ernstig is geworden, daar ik mijn braven vriend weêrhouden wil een dwaasheid te doen. Om verschillende redenen, herhaal ik. Geloof niet, dat ik, omdat ik nu eenmaal niet in mijn vaderland woon, en zelfs den zomer liever in Italië doorbreng dan in Holland, het goede van mijn land en mijn volk niet zoû inzien. En laten wij vooral niet spreken over mij, maar over jou, en je vrouw en je kinderen. Zie eens, jullie zijn ècht Hollandsche menschen, en maar een heel klein beetje Indiesch geworden, niet meer dan onvermijdelijk is na een langdurig verblijf in onze koloniën. Ik beschouw jullie als ècht Hollandsche menschen, en die raad ik af zich elders te vestigen dan in Holland. Het klimaat daar ginds... je zal er aan wennen na een paar vlaagjes van influenza en meer of minder serieuze verkoudheden. En, eenmaal gewend, zal het leven in Holland, tusschen Hollanders, je meer bevallen dan het leven in Nice, tusschen kosmopolieten. Holland heeft heel veel goeds. Laat ons blijven bij Den Haag, de eenige Hollandsche stad, die ik eigenlijk goed ken. Den Haag heeft heel veel goeds... Of zoû het veranderd zijn in de tien jaren, dat ik niet meer woon in Den Haag! Ik kan het niet gelooven. Laat in allen gevalle mijn tien-jarige buitenlandsche ondervinding je weêrhouden, echten Hollander, je ergens anders te vestigen, dan in Holland. Je hebt in Holland dadelijk enkele familieleden en kennissen. Dat is een kring. Een Hollander-Indieschman houdt van een kring. Hier zoû je moeilijk een kring vinden, ten minste geen ‘gezelligen’ kring. ‘Gezelligheid’, Hollandsche ‘gezelligheid’ bestaat hier niet. Ik, voor mij, mis ze niet, omdat ik zoo veel andere dingen heb. Ik verlang geen Hollandsche ‘gezelligheid’. Jij zoû er naar verlangen, en ze missen. Je vrouw zoû ze missen. Je kinderen vooral zouden ze missen. Je zoû je hier verloren voelen. Wel, je zoû lid kunnen worden van een Cercle. Als je daar niet min of meer grof speelt... verveel je je. Word liever lid van de Witte in Den Haag en tref er 's middags je kennissen. Je vrouw... ze zoû, charmant en decoratief als ze is, oogenblikkelijk tien, twintig jours op haar opschrijfboekje hebben om af te loopen,
| |
| |
maar het zoû haar niet amuzeeren. En je arme kinderen! Een jongen van achttien jaar, die beslist roeping heeft voor muziek, en al een jong artiest op zijn viool is! En een meisken van zestien jaar! Ik beklaag je kinderen, als je je hier vestigt, vriend. Neen, vestig je in Holland. Holland heeft veel goeds... voor Hollanders. De Hollander is een brave, eerlijke, ruim om zich heen ziende vent. Er is iets wijds en royaals in zijn blik: laat ons zeggen, dat het komt van zijn platte land. De Franschman is klein, peuterig en petieterig, in alles wat hij denkt of doet. Ik zoû bijna zeggen, de Franschman is... burgerlijk, burgerlijk van kleinheid. Een Hollander kàn burgerlijk zijn, maar is het niet per se. Hij is dikwijls plomp en zelden elegant, maar hij is ook dikwijls ruim van blik, breed van gebaar en royaal van opvatting. En voor jou, die niettegenstaande je ambtenaar bent, artistieke behoeften hebt, aan litteratuur en muziek, voeg ik er bij: hij is dikwijls artistiek, meer dan de Franschman is. We generalizeeren, niet waar; dat is altijd een beetje gevaarlijk. Ik ben overtuigd, dat je me in eens tien artistieke Franschen zoû kunnen opnoemen, die niet al te petieterig voelen en zien, en ik maar zes artistieke en ruim om zich blikkende Hollanders... Maar bedenk, dat tien weinig is en zes veel, relatief. Wij zijn een heél klein volkje, maar lang niet te verwerpen. Wij hebben altijd veel groote en mooie dingen gedaan, meer dan andere kleine volkjes. Amice, word geen kosmopoliet. Het zoû je niet bevallen. Ik? Ik ben het niet. Ik ben - bijna - een Italiaan. Ik word nooit een Franschman. Maar een kosmopoliet word ik ook niet. Maar we spreken over jou, en die je lief zijn. Welnu, jij, je zoû je heel verloren voelen en moeilijk kennissen maken, die je sympathiek zouden zijn. Je vrouw... zoû zich verlaten voelen, ook met haar twintig af te loopen jours. Je vrouw houdt van wat wij ‘uitgaan’ noemen: zij is heel jong en heel levenslustig. Welnu, hier in Nice... wordt niet ‘uitgegaan’ in Hollandsch-Indischen zin. Zeker, je kan gaan naar de komedie, en je kan gaan naar de twintig jours. Dat is alles - een paar bals niet meêgerekend. De ‘uitgaande wereld’ dunkt mij, als mijn souvenirs mij niet bedriegen, in Den Haag veel ‘gezelliger’. Meer of minder luxueuze, maar steeds
| |
| |
‘gezellige’ - want ze hóeven niet stijf te zijn - diners, als de Hollander geeft, geeft de Franschman nóoit, want ze zijn hem te duur, zelfs al is hij gefortuneerd. Een Franschman is zuinig, en een Fransche vrouw - als het iets anders dan haar toilet geldt - gierig. Ik generalizeer... Maar om tot de diners terug te komen, een Hollander, zelfs niet gefortuneerd, geeft naar zijn middelen heel gauw een ‘dinertje’. Ziet zijn kennissen heel gauw bij zich aan tafel. Een Franschman nooit, als hij er geen geheim doel meê heeft. Als het niet ‘utile’ voor iets is. Een Franschman doet nooit iets of het moet ‘utile’ zijn. Je vrouw zoû de dinertjes, de Hollandsche, missen, om ze te geven en er heen te gaan. Wel, zij zoû haar jour hier hebben, en die zoû haar veel goedkooper kosten dan een ‘dinertje’. Met een pakje thee van drie francs en wat koekjes voor - ik taxeer ruim - vijf francs, komt ze een heel eind. Ik reken drie francvijftig er bij voor bloemen. En ze heeft een prachtigen jour, dien ze zelfs voor éen franc-vijftig kan laten vermelden in den Petit-Niçois of den Eclaireur: Madame Une-telle recevait dans ses salons, brillammant éclairés etc. etc... Ze maakt dat berichtje zelve op, beschrijft haar toilet en geeft de lijst van haar gasten. Nu, een ‘dinertje’ heeft ze niet voor dertien francs. Het kost haar misschien in Den Haag heel gauw honderd gulden, met een páar ‘gezellige’ gasten maar. Maar zij zoû het er voor over hebben, omdat zij een Hollandsche en geen Fransche vrouw is, en niet alles, wat zij heeft, aan ‘haar lijf hangt’: vergeef mij de vulgaire maar teekenende expressie. Een Fransche vrouw geeft een jour van dertien francs en zet een hoed op, die twee-honderd franc kost: een Hollandsche vrouw zet een hoed op van twintig gulden en geeft een diner van bij de honderd: reken ik erg slecht, of geven ze allebei zoo wat even veel uit?
Geloof mij, je vrouw zoû zich hier in Nice vervelen. Jullie houden allen véél van muziek, zijn allen muzikaal. Maar er is hier geen muziek. Er is een mediocre Opera en er zijn aardige concerten soms in de Jetée, met ‘selections’ van... opera-muziek, als daar zijn de Huguenots en de Trouvère. Dat is alles hoor, wat de muziek in Nice aangaat. In Monte-Carlo is er véel meer - de Prins
| |
| |
doet veel voor zijn opera, - maar dan moet je ook telkens naar Monte-Carlo gaan: gauw dineeren, sporen, om twee uur 's nachts ben je thuis. De plaatsen kosten twintig francs. Wel, ik geloof, dat het muzikale leven in Den Haag je veél meer bevallen zal. Ik ben lang weg uit Holland, maar is het er op verminderd? Ik geloof het niet. Hier, in Nice, zijn wij nooit op de hoogte. De ‘Veuve Joyeuse’ wordt eindelijk eens gegeven als het vogue-prulletje elders overal al is afgetjengeld. Het doet er niet toe, of het een prulletje is: ik had het wel eerder willen zien, dan dezen winter. Een mensch is nu eenmaal een ijdel dier en wil op de ‘hoogte’ blijven. ‘Je heb de Lustige Witwe toch gezien?’ ‘Neen, dat geven ze nog niet, bij ons, in Nice...’ Welnu, ze hebben het dit jaar gegeven! Salomé? Of Elektra?? Ho maar! Dat kan je denken! Niets er van. De Trouvère (net als in Indië, waar ze altijd de Trouvère geven) en de Huguenots. Maar, beste vriend, je zoû van gemis aan muziek louter dood gaan. En bij wie zoû je jongen zijn lessen nemen? En waar zoû hij, na zijn lessen, eens kunnen cricket-spelen of foot-ball? Niente, hoor, als de Italiaan zegt: dat beteekent: niets er van! Nu ja, er is een tennis-club. Je zoon en je meisje zouden wat tennissen kunnen. Maar een meisje heeft het in Holland veel ‘gezelliger’ dan in Frankrijk. Onze Hollandsche meisjes hebben het ‘zalig’, vergeleken bij de Fransche. Je dochtertje staat op den drempel: ze is bijna ‘uitgaand’. Welnu, ze gaat veel prettiger in Holland uit dan hier. In Holland fietst ze en tennist ze en rijdt ze schaats met jongelui, die bij jullie een kaartje hebben gepousseerd, visites bij je maken en soms bij jullie op een ‘dinertje’ komen: die jongelui, racket in de hand, wandelen met haar gezellig naar huis. Al die aardige, gezellige omgang bestaat niet voor het Fransche meisje. Neen, de Hollandsche jonge meisjes mogen wel haar pozitie waardeeren, als we die vergelijken bij die van de Fransche zusjes. Het Fransche meisje, komt ze uit haar klooster, gaat naar twee of drie bals, met mama, die pal den geheelen avond achter haar zit, en de jongelui, qui la font danser (ik vind die Fransche uitdrukking zoo amuzant: le jeune homme fait danser la jeune fille) brengen het meisje na iederen dans nauwgezet vóor mama terug. De stijve knieën, die
| |
| |
de arme mama wel moet krijgen: ze blijft onbewegelijk vier, vijf uur zitten! En ik zie onze Hollandsche meisjes: wel, ik geloof, dat ze zouden bedanken voor die bals, où on la fait danser. En onze jongelui, ze dòen niet de meisjes dansen: de meisjes dansen van zelve, en de jongelui ook!! Beste vriend, je arm dochtertje zoû hier in Nice een vreeslijk leven hebben. Voor een luchtig jong getrouwd vrouwtje kan het hier wel aardig zijn, zie je. Maar voor jonge meisjes is het hier de grenzelooze verveling en het smàchten om maar getrouwd te zijn, om vrij te zijn, vrij te zijn...
- Dus... aarzelt mijn vriend; niettegenstaande àl mijn buitenlandsche sympathies, mijn appreciaties van het klimaat van Nice, den esprit der Franschen... raadt je me niet aan... me hier te vestigen... met vrouw en kinderen...
- Niet alleen, dat ik het je niet aanraad: ik raad het je gedecideerd af! zeg ik, dapper geworden om mijn eigen welsprekendheid. Ik raad het je gedecideerd àf. Vestig je in Den Haag. Blijf Hollander! Word géen cosmopoliet!
- Maar jijzelf... die je nu Italiaan noemt... en wóont in Nice... werpt mijn vriend tegen, die zich niet gewonnen geeft.
- Ikzelf, herneem ik; zoû - zoo ik gewezen assistent-rezident ware, een vroolijke, maar géen luchtige vrouw had, die nog veel lust had in menschen-zien, een jongen van achttien, met ernstige vocatie voor muziek, en een meisje, aanvallig als jou zestienjarige, me gedecideerd vestigen in... Den Haag!
***
Ik heb héél veel goeds van Holland willen zeggen... Ben ik welsprekend genoeg geweest? En zullen onze vrienden verstandig zijn? Of zullen zij, verblind door azuur, gouden zon en een schitterende uiterlijkheid... zich tòch in Nice ter woon vestigen, stad, die ik calomnieer, maar ondanks alles, òm dien schitter, die zon en dat azuur bemin??
|
|