Korte arabesken
(1990)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Tragiesch dinerIk ben bezweken. Meestal sta ik zeer sterk in mijn schoenen, en als men mij vervolgt met een invitatie, waarvoor ik het onnoodig vind mij te vermoeien en te dérangeeren, sleep ik alle mogelijke en onmogelijke voorwendsels er bij de haren bij, om te bewijzen, dat ik onmogelijk de (onwelkome) uitnoodiging kan aanvaarden. En dat ik dit maal bezweken ben en een lastige invitatie accepteerde, was... omdat de geest maar niet vaardig over mij werd, ik héel lui was in het verzinnen, ik niet wist wát te zeggen, om te weigeren, en dus... aanvaardde! Voeg daarbij, dat ik heel moeilijk briefjes après-coup schrijf, en ge zult u kunnen begrijpen, dat ik verleden gevolg heb moeten geven aan de uitnoodiging van Mr. et Mme. Grosjean om bij hen te dineeren, op hun Villa Astarte, nota-bene heelemaal bij Antibes!!! Het was een tragische dag. Het regende, zoo als het alleen regenen kan aan onze Blauwe Kust, zonder respijt, alle sluizen des hemels geopend, en dat onbetwijfelbaar voor den heelen dag. En stel je voor, op zulk een tragischen dag, tegen zes uur je te moeten kleeden in je rok, in een coupé naar den spoor te moeten, uit te stappen aan het station van Antibes, dat klam is van regen en kilheid, je te ruïneeren aan fooien om weêr een dicht karretje te veroveren, en dan nog zeker dertig minuten door den modder te hossen naar de Villa Astarte... en dat alles en alleen omdat Mr. et Mme. Grosjean de neef en nicht zijn van... eengrooten, Franschen auteur ter ruste en het noodig vinden een litterairen salon te hebben, litteraire diners te geven en mij te inviteeren! Dat is dan ook voor éens, maar nooit meer! | |
[pagina 127]
| |
Nu moet ik u even, o geduldige, welwillende lezer, inlichten en u vertellen, dat Mr. en Mme. Grosjean... niet Grosjean heeten, en hunne villa niet Astarte. Maar ik moet wel hun namen en den naam hunner villa een beetje maskeeren, omdat het toch niet aardig van mij zoû zijn ze met naam en toenaam aan u in Het Vaderland over te leveren! Ook wil ik u niet verraden wie de groote, Fransche auteur is, die de oom was van mijn gastheer en gastvrouw. Maar wel wil ik u nog zeggen, dat die Fransche auteur een prachtige, historische roman heeft geschreven, en een oude Afrikaansche stad heeft geëvoqueerd, en dat de villa (die niet Astarte heet) genoemd is naar de godin van die oude stad, die in den roman een rol speelt, te gelijk met haar priesteres... Hoort eens, als ge nu meent, dat ik u nóg iets meer zal verraden!! Ik zeg niets meer... en ga door. Omdat Mr. et Mme. Grosjean nu de neef en nicht zijn van... ik had bijna den beroemden oom genoemd! - meenen zij, dat het niet anders kan, of hun leven moet dienen om... een litterairen salon te hebben en litteraire diners te geven. Dat is wel heel erg Fransch. Want ik zoû mij niet kunnen begrijpen, dat b.v. in Holland, waar Kloos of Querido of ik iederen dag in beroemdheid toe nemen, onze neven of nichten geen andere levensroeping zouden kunnen verzinnen dan een litterairen salon te hebben of litteraire diners te geven - zelfs na onzen dood. In Frankrijk is dat heel anders. Wat wilt ge, in Gods naam, hebben, dat de neef en nicht van een beroemden, gestorven auteur anders doen?? Het ligt voor de hand, dat zij doen als zij doen. Eenmaal aangenomen het Fransche karakter, kunnen zij niet anders doen. Zij openen hun litterairen salon, zij geven hun litteraire diners. En, waarachtig, omdat ik boeken geschreven heb, moet ik mij derangeeren om in mijn rok de elementen te braveeren, en te gaan dineeren in een villa (die niet Astarte heet) een half uur van Antibes, half weg gewischt door een Blauwe-Kustregen. Maar als je nu eenmaal in Frankrijk woont, dan doe je wel eens, of je wilt of niet, van die heel gekke, heel nuttelooze Fransche | |
[pagina 128]
| |
dingen meê... en zoo komt het dan, dat ik, om half acht, op dien tragischen regendag, zeer correct in mijn rok, ge-witte-bloemd en ge-witte-dast, met een wit moiré vest aan, dat slechts éen knoop heeft (paarlemoêr met vier briljantjes) den drempel overschrijd van den litterairen salon van den neef en de nicht vàn... Kom, gij hebt het al lang geraden wie de beroemde oom is. Vele lichten, vele bloemen, vele vlammen in het haardvuur; in de boekenkasten vele werken, geïllustreerd en niet, van den beroemden oom; in een hoek van den salon de groote statue van... de Afrikaansche priesteres - heldin van den roman van Oom - in brons en email, van een niet minder beroemden sculpteur... Ik àdem in de beroemdheid. Alles is hier zoo voornaam litterair, zoo heelemaal niet bourgeois, beste vrienden; begrijpt ge, er zweeft hier om een atmosfeer van cossue, rijke, litteraire voornaamheid - niets geen bohême, hoor! -; alles is hier ge-arriveerd, in dezen litterairen salon... Zullen ooit mijn neven en nichten (na mijn dood) ook mij zoo huldigen, door zoo geheel hun leven te wijden aan mijne nagedachtenis?? Ik betwijfel het en wat de neven en nichten van Kloos en Querido betreft, ik betwijfel het eveneens... Wij zullen die (Fransche) onsterfelijkheid nooit kennen... Het was een tragischen dag, en het was een tragiesch diner. Want het was de eerste dag, dat de telegrammen ons brachten de noodberichten van de overstroomingen in Parijs. En was dit bericht op zichzelve al tragiesch genoeg, nog tragischer werd het er om, omdat Zij, voor wie het diner werd gegeven, met de handen in het geonduleerde haar, luid van stemme, opklaagde, dat Zij niet in Parijs was... dat er overstroomingen in Parijs dorsten zijn zonder Haar! Zij is dan ook beroemd, hoewel nog niet zoo beroemd als Oom. Zij, beste vrienden, is een litteraire Dame, zonder wie in Parijs, wat zeg ik, zonder wie in Frankrijk, niets belangrijks gebeuren mag, noch in de litteratuur, noch in de politiek, noch op het tooneel, noch op het Seine-gebied. Zij moet er bij zijn, hoor. Zij is het, die iederen talentvollen auteur in Frankrijk er gebracht | |
[pagina 129]
| |
heeft. Zij weet alléen de eigenlijke waarheden van Boulanger, Dreyfus en Madame Steinheil; door Haar is het mogelijk geweest, dat Chantecler is opgevoerd geworden. En nu was zij in Antibes, terwijl daar ginds in Parijs de Seine overstroomde, zonder haar! Het was meer dan tragiesch; het was eenvoudig ongeoorloofd. Alle gasten stel ik u niet voor. Ik zal u alleen mede deelen, dat zij allen een zekeren, min of meer importanten naam droegen in de wereld van letteren, muziek en kunst. Maar nu moet ge u dit voorstellen: twee lakeien de vleugeldeuren openschuivend en aankondigende, dat mevrouw gediend is... de tafel zichtbaar, schitterend van kristal en zilver... en, in het midden van den salon, gastheer en gastvrouw in consternatie om Haar, die uitroept, dat zij niet dineeren wil, maar oogenblikkelijk terug moet naar Parijs... - Lieve vriendin! zegt de gastheer, angstig en mild, maar toch zenuwachtig bij de gedachte, dat dit kostbare diner, dat ons wacht, geheel nutteloos zoû zijn en naar de maan (in Frankrijk wordt een diner altijd aangericht om Hem of Haar te huldigen). Lieve vriendin! Het is zeker vreeslijk, dat er overstroomingen zijn in Parijs... - En zonder mij! En zonder mij!! declameert zij tragiesch. - Maar... poogt schuchter de gastheer voort te gaan; zouden wij niet eerst aan tàfel gaan? Daarna zoudt ge morgen den dagtrein wel kunnen nemen, en overmorgenavond - om al de vertragingen - u zeker bevinden op het terrein van de ramp... - Ik, rustig hier met u allen dineeren, terwijl daar ginds een cataclysme Parijs bedreigt? Parijs bedreigd, en ik zoû er niet zijn? Neen, beste vrienden, ik moet oogenblikkelijk gaan! Haal den Indicateur des Chemins de Fer... Ginds de tafel, schitterend van kristal en zilver... Op het dressoir dampen de consommé en potage... Gastheer en gastvrouw wisselen raadlooze blikken, en ik geloof, dat zij op dit oogenblik hun litterairen salon, hun artistieke diners verwenschen met innige verwensching. Maar er is niets aan te verhelpen. Zij, in het midden van den salon, bladert nerveus in den indicateur, en nu roept zij, met een blik op de pendule: | |
[pagina 130]
| |
- Ik heb juist vijf-en-dertig minuten... Een rijtuig! Of liever een automobiel! Mijn mantel! Ik moet weg! Vergeef mij, o gij allen, vergeeft mij, mijn vrienden, maar ik moet weg, ik moet weg... Er is een hevige consternatie. Gastheer en gastvrouw zijn woedend, maar ik bewonder hun zelfbeheersching. Zij geven zelfs toe. - Lieve vriendin, zeggen zij nu; wij kunnen het begrijpen, dat ge het betreurt niet in Parijs te zijn, nu dat de Seine overstroomt... - Wie weet, zegt eene der gasten (zij is de schoonzuster van een beroemden componist, en daarom heeft zij een muzikalen salon, en frequenteert alleen artistieke milieu's). Wie weet, zal uwe prezentie, lieve vriendin, zoo niet de Seine dadelijk tusschen haar boorden terug houden,... toch een dergelijken invloed uitoefenen, dat alle ellende gelenigd wordt; - votre geste retiendra le fléau!!Ga naar voetnoot1 Zij heeft geen tijd om te twijfelen, of dit geen ironie is of wel. Een mantel wordt haar om geslagen. Een valies wordt haar gepakt (ik denk met een nachtjapon, en een poeierdoosje). De automobiel van een der invités zal haar weg voeren naar het station. Zij gaat, handdrukken uitdeelend. Zij is weg. Wij zetten ons aan tafel. Potage en consommé zijn kilkoud en ik vrees, dat de visch ook niet à point zal zijn. In het midden van de zetels blijft, tusschen gastheer en gastvrouw, Haar fauteuil weemoediglijk leêg. Zij is gegaan, want in Parijs, wat zeg ik, in Frankrijk, kan niets zonder Haar gebeuren, ook geene overstrooming. Als een Fransch auteur een mooi boek heeft geschreven, als een Franschman iets goeds of schoons heeft volbracht, is Zij het, die hem bedankt met dit woord: - Merci... pour la France!! *** Het diner is tragiesch en totaal mislukt, zoo wel uit een culinair oogpunt, als van een sociaal standpunt. Want Zij, voor wie het | |
[pagina 131]
| |
werd aangerecht, zit niet mede aan, en ik herhaal u, in Frankrijk dineert men alleen om Hem of Haar te huldigen. En te denken, dat dit diner, dat dit tragische avontuur neef en nicht van Oom nog niet hebben genezen van hun manie: een litterairen salon te hebben, litteraire diners te geven!! Tot hun dood zullen zij er meê voort gaan! O Fransch artistiek snobisme! O Fransche artistieke ijdelheid! O, Vaderland, ontvang van af deze Blauwe Kust de hulde van uw zelf-verbannen maar toch trouwen zoon voor uwe Eenvoud en uwe Waarheid, want nóoit zullen uwe mannen en vrouwen van talent en verstand zóo gek, zoo pretentieus, zoo ongelooflijk naïef ijdel kunnen doen...! |
|