leven hem toe lachte zoo als het steeds had gedaan, zoo als het, na korte troebeling, dien avond hem ook weêr deed, nu hij, vlak bij den Koning gelegerd, dronk met hem den zelfden wijn...
Hij keerde zelfs niet dronken naar huis maar geheel gerust gesteld. Hij streelde Antigone, die bezorgd was en zonk in droomloozen slaap. Toen zij hem slapen zag, overviel haar een adem benemende onrust en was het of hare liefde grooter werd, groeide, groeide... Zij dwaalde rusteloos rond door de verschillende kamers der groote tent, liet de lampen niet dooven, gaf orders aan de slavinnen en slaven, die hen verbaasden. Een slaaf, dien zij uit had gezonden, kwam terug en meldde:
- Meesteres, in het koninklijk kwartier zijn de lichten niet gedoofd... Zekerlijk is de Koning niet ter ruste en de Vrienden hebben hem niet verlaten als Filotas deed!
Nu steeg haar onrust; de krankzinnige gedachte schoot in haar op heimelijk met Filotas te vluchten, naar Suza, Sisygambis genade voor hem te smeeken. Maar andere slaven meldden haar, dat de wacht om 's Konings tent in volle wapenrusting was. Dat er patrouilles gingen door de kampwegen en cavalerie was gezonden naar buiten, op den heirweg, die naar Medië geleidde.
- Wat vreest de Koning? vroeg zij zich af. Vreest hij voor mijn Filotas? Rustig ligt hij te slapen...
Zij staarde, handen wringende, naar hem waar hij kalm en schoon lag te slapen. Plotseling schrikte zij en hare adem verstikte in haar keel. Er was geklopt buiten aan de tentedeur, waarvoor zij de grendels geschoven had. De slaven, slavinnen verwittigden haar in angst.
- Wie is daar? vroeg zij.
- Ik ben Attaras, hoorde zij zeggen. Ik kom om Filotas mede te voeren.
Zij gilde van neen en wierp zich voor de deur, armen wijd uitgebreid.
- Meesteres! riepen de slaven, die gegluurd hadden langs de smalle ramen. De geheele tent is omsingeld!
De deur was reeds open gewrongen. Attaras, met velen zijner mannen, trad binnen.