diëntie-zaal: de zuilen streefden van klokvormige bazementen omhoog, de gecanneleerde zuileschachten waren als slankste palmboomstammen, de kapiteelen verhieven de dubbele stieretorsen, tusschen welke de gebeeldhouwde dwarsbalken lagen, terwijl de machtige stierekoppen steunden de immense architraven, waarop de vlakke, wijde zoldering breidde met weelderigste maar statigst monotone motieven in gebeeldhouwd cederhout. Alexandros, het hoofd in den nek, staarde er heen.
- Wij, Hellenen, hebben onze onvergelijkbare tempels, moest Hefaistion Alexandros herinneren. Wij hebben te Athene het Parthenon, het Olympeion, het Theseion... En wat zijn deze kleurweelderige friesfiguren bij de beelden van Feidias, van Praxiteles en van onzen Lysippos nu!
Alexandros heugde het zich. Maar dit Aziatische, waarom wist hij niet, sprak tot zijn ziel en overstelpte hem, als met geheimzinnige oer-invloeden...
De dubbele bruiloft werd in de onmetelijke audiëntie-zaal gevierd. De koninklijke tafel, waar de koninklijke bruidegom aanlag, de bruid aanzat, terwijl zij bediend werden door hunne hoogste verwanten, strekte zich ten troon gezet onder den beroemden, gouden wingerd, die zijne ranken als een priëel vervlocht boven hunne hoofden, terwijl de amethysten druivetrossen hingen tusschen de gouden bladeren. Geheel in Perziesch koningsgewaad lag Alexandros op het rustbed en Oxathres, Dareios' broeder, uit Sidon gekomen, diende hem het bruiloftsgerecht en schonk hem den heiligen wijn. De jonge Stateira zat over hem, op een verheven, smallen troon, de voetjes ter treê: ook haar dienden hare Perzische neven, eertijds bij Issos in Macedonische gevangenschap gevallen.
Hefaistion, over Alexandros' banketgetroonte, lag eveneens ten rustbed: Drypetis zat hem ter zijde. De gouden bladeren van den gouden plataanboom, beroemd als de wingerd en eeuweoud, overschaduwden hen. Sisygambis en de kleine Ochos, haar ter zijde, troonden met veel eere in het midden der zaal.
Het was een glorie van vreemde prachten, stijf in het ceremo-