was. De wereldheerschappij zouden zij elkander met de wapenen verder betwisten, tenzij Alexandros zich wijselijk tevreden stelde met het erfgoed zijner vaderen en zich met de zijnen terug trok: op deze voorwaarde zoû hij in den vervolge de bondgenoot kunnen zijn van den Koning der Koningen...
- Er zijn tevens de boodschappers van Parmenion, zei Leonnatos.
- Laat binnen, zeide Alexandros, bleek van toorn om Dareios' brief.
Het waren twee officieren van Aristoxenes. Zij traden binnen met de vrijmoedigheid, even kameraadschappelijk als eerbiedvol, die de Macedonische zede was in het leger, zelfs tegen den Koning. Dat Alexandros hen dadelijk, nog in nachtgewaad, ontving, was gewoon. Hij wees hun de vergulde zetels en zij zetten zich. Zij zeiden hem, dat de koning Straton van Sidon, die op het eiland Arados gevlucht was, zich reeds dadelijk bij Parmenions voorbijtrekken langs de kust, vazal van Alexandros verklaard had.
- Ik had hem vergeten, lachte Alexandros; hoewel ik wist, dat hij op Arados was: wij zagen het eiland liggen toen wij voorbij trokken.
- Parmenion had vergeten... het u eerder te melden, lachten de beide officieren.
Zij lachten vroolijk te samen om den koning Straton, die daar op een eiland zat, ten Noorden van Marathos.
- De gaza van Damascus is in onze handen, vervolgden de officieren. In de grotten buiten de stad...
En zij vertelden de bizonderheden.
- Laat Parmenion goed de gaza bewaken, zeide Alexandros. Ook de aanzienlijke gevangenen. Zeg hem, dat ik hem het beheer over geheel Syrië op draag.
- Hij zal het waardeeren, Heer, beaâmden de beide officieren. Naar Byblos zijn troepen gezonden, zeer weinige, om de stad te nemen.
- Ik zal Hefaistion zelven zenden naar Sidon om er het gezag te bevestigen.
- Tyros zal ons meer moeite geven, de groote, sterke stad op haar