Hooge troeven
(1991)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
kostuum gelet en haar plotseling hooge toon verraste hem. Van klein kind af aan had hij niet dien toon kunnen verdragen en nooit had zij iets van hem verkregen met dien toon: integendeel, het was een accent, dat onvermijdelijk tegenspraak in hem wekte. Zij kende haar zoon lang genoeg om dit te weten: zij wist het ook... - Wat dan? vroeg hij, dadelijk nerveus geprikkeld. Zij wist het en toch veranderde zij haar toon niet. - Je kan natuurlijk in Thracië doen wat je wil. Je bent geen kind meer en ik heb daar niets over je te zeggen. Maar hier, in mijn villa, blijf je mijn zoon en hoop ik, dat je je gedragen zult naar mijn wenschen. Hij fronste al de wenkbrauwen, maar zij liet hem geen tijd tot spreken. - Ik moet je vriendelijk verzoeken niet zooveel met Elena samen te zijn, niet zoo met haar te fluisteren en te flirten. Je comprometteert haar en ik ben verantwoordelijk voor haar jegens haar vader... - Ik fluister nooit met haar! - Je weet, dat je liegt - je weet, dat je altijd zoekt alleen met haar te zijn. Je bent een slechte jongen als je haar hoofd op hol maakt. Je kan haar niet trouwen en daarom moet je ook niet allerlei hersenschimmen bij haar opwekken. - Ik kan alles wat ik wil! wierp hij hoog tegen. Als ik wat wil, dan kan ik het ook. Maar ik wek geen hersenschimmen bij haar... - Dat doe je wel: ik weet, dat je het doet. - Wat heeft ze dan gezegd? - Niets, maar ik heb genoeg menschenkennis om te zien. Ik moet je dus vriendelijk verzoeken haar te sparen... - Ik spaar niets als ik er geen lust toe heb. - ...Ze is mij... zoo lief als een dochter, en het zoû mij erg, erg spijten... Langzamerhand, onder haar toon, onder hare woorden opgezweept, was hij vuurrood geworden: een wreede drift vertrok zijn kort profiel, zijne kleine, loerende oogen, zijn sensueelen mond. De aderen zwollen op zijn voorhoofd. Hij vloekte. | |
[pagina 28]
| |
- U heeft het recht niet zoo tegen mij te spreken! donderde hij haar toe. Ik wek geen hersenschimmen. Maar ik doe wat ik wil. Ik... Hij had het op de lippen te zeggen: ik ben de koning...! Maar hij vond het kinderachtig dat te zeggen en hij hield het wreede woord in. Zij stonden tegenover elkaâr, als gereed voor een strijd. Maar om zijne zelfbeheersching kon hij zijne verdere woorden niet vinden en met een woedenden blik, met een vloek, verliet hij het vertrek en sloeg de deur dicht, dat de kamer dreunde. Zij zonk in dien dreun neêr op een divan en staarde voor zich uit: eene hevige woeling ging door haar heen. Een oogenblik bleef ze zoo. Toen stond zij op en belde Elena. Het meisje kwam spoedig binnen. Vragend, met hare onderworpen houding, bleef zij staan. - Elena, sprak de koningin kort. Ik ben heel ontevreden over je. Het jonge meisje schrikte, vouwde de handen samen: zij hield van de koningin als een zwakke natuur houdt van een machtige en zij vreesde zeer haar misnoegen. - Als het zoo doorgaat, vervolgde de koningin; zend ik je naar Thracië. De tranen welden in Elena's verraste oogen, hare stem bestierf in haar keel. - Als je iets om mijn genegenheid geeft, sprak Alexandra steeds; vermijd dan, als ik je bidden mag, Zijne Majesteit. - Zijne Majesteit...? - Ik wil het niet langer dulden, dat hij je overal zoekt. Ik ben verantwoordelijk jegens je vader. De koning comprometteert je. Hoor je: ik duld geen tête-à-tête's meer in mijn boudoir. Het meisje wrong de handen en zij snikte wanhopig op: zij zonk bij de koningin neêr, verborg haar gelaat in hare handen. Alexandra legde de hand op haar hoofd. - Wat is er nu? Waarom huil je? Maar Elena kon niet spreken, etende op hare hokkende snikken. - Hoû je zooveel van den koning? | |
[pagina 29]
| |
Zij kon zich niet verbergen, hare ziel als eene bloem, die openwoei door stormwind, en zij knikte van ja. - Je begrijpt, dat je niet van hem houden mag, niet waar? Wat zoû dat geven. Je eigen ongeluk. En het ongeluk van Zijne Majesteit. Steeds snikte zij. - Mijn eigen ongeluk...! Wat geeft het! Maar waarom het ongeluk van Zijne Majesteit? - Omdat je Zijne Majesteit gedachten laat denken, die hij niet denken mag. Hij is een vorst, jij eenvoudig een meisje van goede familie. - Maar welke gedachten...?! Het kwam niet tot haar: zij dacht dáar nooit aan. - Het huwelijk van den koning met de prinses van Illyrië is al zoo goed als bepaald. - Ja,... maar wat, Mevrouw...? Ik begrijp U niet! De koningin stond op. - Wees niet dom. De koning mag niet aan iemand anders denken als hij zoo goed als verloofd is, in het belang van zijn troon en van Thracië... Dat was de politiek, die Elena aanzweemde en die zij nooit begreep en waar ze altijd voor bang was, als voor het Oppermachtige. En zij zeide alleen: - Maar de koning denkt niet aan mij, Mevrouw! - Niet, mijn kind? sprak Alexandra raadselachtig. Des te beter dan... Zij nam Elena's hoofd tusschen hare mooie, groote, ring-glinsterende handen en zij kuste Elena's voorhoofd. - Wees niet treurig, sprak ze. Vergeef me, als ik wat hard tegen je sprak. Ik hoû het welzijn van mijn zoon in het oog, niet waar. Vergeef me, Elena... - O, Mevrouw... - Maar doe wat ik je vraag: vermijd Zijne Majesteit... - Ja, Mevrouw ja... - Zooveel je kan. | |
[pagina 30]
| |
- Ja, ja... - En laat me nu alleen, mijn lieveling: ik heb je vooreerst niet noodig. Ik heb hoofdpijn... Geef me dien flacon aan. Merci. Je bent niet boos op me? - Ik, Mevrouw, o neen... - Geef me een zoen. Elena kuste hare meesteres eerbiedig op de wang, nog steeds zacht snikkende, en met eene dolle verrassing in hare smaragden oogen. - Ga nu, mijn kind. Het meisje vluchtte als weg, geheel geschokt, verlegen, verrast, beroerd tot in het diepste van hare eenvoudige ziel van nederigheid. En zij zag voor zich het beeld van de prinses van Illyrië. Toen de koningin alleen was, strekte zij zich lang uit op den divan, schikte de kanten van haar elegant morgentoilet en zij rook aan haar flacon. Zij had waarlijk hoofdpijn. En zij was zeer moê... |
|