- De koning zoû je graag willen hebben.
- Heeft U er dan met Zijne Majesteit over gesproken?
- Zoo half en half...
Zij kon hem wel aan Wladimir laten; hare geheimen wist Briani niet; die wist niemand. Zij schreef zelden brieven. Verder had zij grooten tact sporen uit te wisschen. Alleen toen, met het minister-schandaal in Thracië, toen was zij dom geweest... Dat was een déveine geweest: zoo was het leven, zoo wisselde het van kans. En Briani, dien zij in zekeren zin gehecht aan haar wist, zoû bij den koning een vijandig element vervangen...
- Weet je ook, waarom het zeer goed zoû zijn als je bij den koning was, Briani? ging zij voort. De koning is jong, de koning doet dwaasheden. Ik bid je, let op hem; meld mij, als hij dwaasheden doet... Dat bal: ik woû, dat het afgeloopen was. De koning is door die voorbereidselen altijd samen met Elena.
Briani glimlachte.
- Zijne Majesteit is gauw ontvlambaar...
Zij haalde de schouders op.
- Als het niets was dan dat. Maar Zijne Majesteit heeft - ik weet het niet hoe: misschien wel van mij - iets romanesk.
- Zijne Majesteit romanesk?!
- Zijne Majesteit niet romanesk? vroeg zij met drang. En, verleden, herinner je dat doorslaan van hem, toen hij beweerde, dat alleen sommige Romeinsche keizers geleefd hadden, dat verder niemand leefde...
- Ik noem dat niet romanesk...
- Misschien niet. Misschien is het iets anders. Maar Elena is wel romanesk: zij is het zeker... Het is niet goed, dat zij altijd zoo samen zijn.
- Ik durf niet begrijpen waarop Uwe Majesteit doelt...
- Op een genegenheid, die ik zie opkomen.
Briani maakte een gebaar van nonchalance.
- Wat zoû dat? Dat komt en dat gaat...
- Neen. Als de koning niet zoo jong was, dan... Maar nu. Ik woû eigenlijk, dat hij maar weg was, hoe gaarne ik hem hier ook heb.