onmogelijk gemaakt, zoo alle convenances over boord gegooid. Dat ging nooit.
Hij werd boos. Hij had gerekend op de gravin Costi en hij moest iedere gril ingewilligd hebben: anders werd hij razend.
- Neen, Wladimir, heusch, ik kàn haar niet vragen!
Met een ruw gebaar zwaaide hij zijne hand uit, hen allen wijzende.
- En die troep daar? vroeg hij rood van woede. Daar is niets beters bij, dat is toch ook allemaal...
Hij zei een ruw woord. Zij werd ernstig, sloot op elkaâr hare mooie lippen in een stille verontwaardiging. Toen, als een moeder, wilde zij hem terecht wijzen.
- Ach wat! vloekte hij en hij stond op, om te gaan.
Zij greep zijne hand. Zij smeekte hem, in Godsnaam weêr geen scène te maken. Zij was zoo gelukkig hem te zien. Zij zoû alles voor zijn pleizier doen. Al die feesten... En als hij absoluut de gravin wilde hebben... dan zoû ze zien: er met Briani over spreken.
- Wat heeft die er meê noodig?
Maar zij verdedigde Briani: haar raadsman, zonder wien ze immers niets deed.
- Zonder wien u niets durft te doen! tartte hij en zijn blik, die loerde, zeide haar duidelijk, dat hij wel wist, dat Briani meer dan haar raadsman was.
Zij lachte, sprak met hare liefste stem, in doodsangst, dat hij toch een scène maken zoû. Opnieuw ontvouwde zij haar program: een verlichte gondelvaart op zee, des avonds; tableaux: al die dames zelve zouden nimfen voorstellen...
Hij vroeg, gretig, détails: zij gichelden nu met elkaâr. Gelukkig, hij werd weêr handelbaar, haar jonge welp. Dat bloed van hem moest maar eerst uitbruisen, hoe eerder hoe beter en daarvoor maar niets gespaard...
Maar eensklaps, onder de groepen in de zijgalerij, zag hij Briani; de secretaris praatte met prins Edzard van Karlskrona en met een jong meisje in het wit...