met zwarte oogen, die verblindden, verblindden van ingehouden vuur, vuur van hartstocht, van eerzucht, vuur van laaiend leven.
- Elena! sprak ze.
Hare stem, die riep, was vreemd magnetisch bekorend. Die stem was op dit oogenblik, verbannen als zij was uit haar land, hare grootste macht misschien.
Het meisje hoorde dadelijk, keerde zich om, liep naar de koningin toe. Deze zoende haar, als een dochter, hoewel zij hare hofdame was.
- Wat doe je daar, kind?
- Ik? Niets, Mevrouw! Ik kon niet meer slapen...
- Waarom niet?
- Ik weet niet: ik kon niet meer...
De koningin zweeg een oogenblik, zag uit over de zee: er was niets te zien. Ginds, in de helling van het eiland, lag de stad, lagen enkele schepen in de haven, in het roze licht.
- Wanneer wordt het yacht van Zijne Majesteit te Paxos verwacht? vroeg zij in eens.
Elena werd heel bleek.
- Ik meen om... om acht uur.
- Ik dacht vroeger...
- Het kan zijn...
- Briani zei gisteren avond: zeven uur.
- Het kan zijn... stotterde het meisje.
De koningin zag haar raadselachtig aan.
- En Uzelve, Mevrouw, meende Elena te moeten zeggen: kon U ook niet meer slapen?
De koningin bleef haar aanzien, glimlachte eindelijk en zei toen, met hare stem van muzikale macht:
- Neen... Ik dacht zooveel aan Zijne Majesteit: ik heb mijn zoon nu in geen vijf maanden gezien...
- Ja, in geen vijf maanden...
- Niet waar: in geen vijf maanden? vroeg de koningin weêr, raadselachtig, met nadruk.
Elena zweeg. Toen ging de koningin voort: