- O, dochter, die ik bemin, bezorgd is mijn hart om Alkmene's zoon, wien om Hera's haat hard de dagen zijn! Herakles maakt zich naar Thrakië op, waar wreede Diomedes heerscht en zich onmenschelijk vermeit de menschen-vretende Rossen te jagen door de eigene landen, en door der waardige Mykenaeërs mond beval Eurystheus den Held te verdelgen ondieren en onmensch, allen! Maar Zeus vreest, o dierbare dochter, dat Hera zelve haar woesten zoon, koper gehelmden Ares, op wekken zal te waken over dièns zoon Diomedes, en den wilden, onweêrstaanbaren woesteling Herakles te gemoet zal streven en hem ten strijde dagen en ongaarne gedoog ik oneenigheid tusschen broeders, beide mijn kinderen, zij de een ook zoon van goddelijke Hera, de ander slechts van Alkmene, de lieflijke koningsdochter... Daarom roept Zeus, u, o Afrodite en vraagt thans, teeder beminde: weet Gij niet Herakles bij te staan??
- Zoo sprak Zeus, onze vader, zei lieflijk lachend, de godin Afrodite; en ik haastte mij naar de aarde en trad mijn rozenweg rotsig Thrakië door om u, o Held, dien Afrodite bemint, en wien zij der vrouwen liefde vaak gunde, te wijzen waar rijst Diomedes' slot, opdat niet uw voet dwale en niet plots u verrassen de stormende Rossen, die Herakles zouden verslinden, zoo hij niet sta op zijn hoede en stille aan sluipe, de sombere rotsen door... Volg mij dus, o Held, want Afrodite weét te treden door Thrakië...
De Held, over de roode rozen heen, door de groeven der hooge rotsen heen, langs de loodrecht rijzende tafelen van steen, volgde de blanke godin, die door den grauwen dag hem voór ging, een zwevende glans gelijk. En Herakles was zoo bekoord door de heerlijke schoonheid dier leidsvrouw, die telkens omzag en tot hem lachte, den vinger tegen de lippen, opdat hij zoû dempen den klank van zijn zwaren voet, dat hij nauwlijks meer dacht aan de moeilijke taak, aan het vreeslijk gevaar, dat hem wachtte. Eindelijk stond stil Afrodite en wenkte dichter den Held en hare lieflijke vinger wees recht voor zich uit... Daar, op een breeden rots, rees het barre kasteel, grauw als rots zelve en groeide omhoog in de grijze wolken en hief uit de grachten de torens, wier tinnen als