- Herakles komt met den Leeuw! Herakles komt met den Leeuw!!
En hun roep niet verstaande, meende Eurystheus, dat de Leeuw Herakles had verslonden en zelve langs Mykenae's straten kwam, en beval hij de paleispoorten alomme te sluiten, maar Herakles drong reeds de deurwachters weg, wrong zich met zijn buit binnen en Eurystheus, radeloos om de verschijning, die hem scheen de Leeuw zelve te zijn, monsterlijk teelsel Tyfons, Echidna's monsterlijk broedsel, half mensch, half beest, vluchtte door de verwarring der hovelingen heen, duikende weg achter zijn ronden marmertroon, luid-op Hera's bijstand in roepend. Tot de herauten tot hem riepen:
- Vorstelijke heerscher Mykenae's, heerlijke Eurystheus, en stralende Perseïde! Vrees niet den Leeuw, want uw slaaf, Alkaïos, Zeus' dappere bastaard, legt zijn machteloos kreng aan uw voeten!
Eurystheus keek achter des troons ruggewand uit en dook weêr terug, rillend van doodsangst en riep:
- Gebiedt Alkaïos, dat hij vertrekke en het monster voere waar heen hij wenscht! Maar uit mijn oogen! Want wellicht is het niet dood als wij denken en herleeft het straks uit zijn bezwijming...
Toen daverde des Helden heerlijke lach langs de duizend Dorische zuilen of klatere muziek ontlokt werd aan duizend willige snaren; hij rukte zich zijn buit van den schouder en wierp dien neêr voor den troon en riep uit:
- Heerlijke held en neef, stralende Perseïde! Duik niet, de Westerzon gelijk, aan de kim van uw troonhorizon, maar duld, dat ik in uw glanzend aanschijn aanschouw de dankbare blijdschap, dat ik den Leeuw, die uwe landouwen teisterde, verdolg en zijn machteloos kreng aan uw voet leg! Eurystheus, almachtige heerscher op aarde, gij, die de zon stralend gelijk zijt, rijs omhoog, o Foibos-Apollo, aan uw zeteleinder... of mijn doode Leeuw, zal van loutere pret, dat gij nog immer gevaarlijk hem acht, zich levend brullen en dàn, zonder te achten uw majesteit, zich te goed doen aan uw vorstelijke kluiven!