strekte zich de vlakte Nemea's uit als een vervloekte woestijn, steenige wijdte, starre verschrikking, welke de Held, uit het woud, bijkans, aarzelde te betreden. Want dit was als een onzalig slagveld; de gevelde boomen lagen als lijken van reuzen, de armen onbewegelijk gestrekt na doodstrijd en telkens stiet Herakles' voet tegen hunne, den aardgrond ontwrongene, wortels, stiet verder zijn voet tegen de ronde, doode koppen en menschelijk karkas, dat de vlakte bezaaide en waar over de starlooze nacht scheen met haren vagen, valen schijn, die, geene duisternis meer, zij wellicht leende van nog dralende dageraad... Want de rissen der ribben en der riffen gebrokene beenderen, her en der, met de ballen der ooglooze, zwart starende doodskoppen, blankten blanker dan het nog zwartende, schaduw-overdompelde rotssteen, dat zich hooger stapelde en hooger naar den rotsmuur, die aan haar kim de vlakte der verschrikking af sloot en waar achter de heer dier verschrikking school, het gebroed van Echidna en Tyfon, de Leeuw, de vreeslijke Leeuw...
Achter den Held, die aarzelde, strompelde hem na de armzalige vorm, een schim gelijk, van Molorchos, den herder, diep in ronden hoed en harigen ramshuid gedoken, en, met zijn langen staf de steenen en beenderen betastende, vóor hij zette den voet, stamelde in angsten zijn stotterende stem:
- Heer en Held, Alkaïos, Zeus' zoon, gij, dien wij Herakles heeten omdat Hera's haat u den roem zal brengen! Duld, dat ik ga, terug in het donkere woud, nu ik geleid u heb tot de vlakte! Want wat kan ik, armzalige, u, Held! meerderen bijstand verleenen! Hier zijn verspreid, tusschen de omgewoelde boomen en rotsen, de verbleekte beenderen van àllen, die de Leeuw sleepte in zijn rijk en ongehinderd, alomme gevreesd, verslond in monsterlijke vraatzucht! Helaas, onder deze verbleekende karkassen en koppen stoot mijn voet thans misschien die van mijn eigen kroost! Heer en Held, Alkaïos, o heerlijke Herakles, moge de knots, dien gij koost in steê van den boog en de pijlen, u voor den Booze beveiligen en hem neêr vellen aan uw voet...
Maar Herakles, die niet anders droeg in het hart dan de droeve