gen in dit donkere verlies! Als eén enkele gevangenis drukte het leven steeds op mij neêr!
- ...Uit de zee ruischt aan een veelstemmige hymne; uit de luchten ruischen de liederen der nimfen.
- Wat zingen zij?
- Zij zingen de waarheid, zij zingen de vrijheid, het leven: zij zeggen verlossing, zij zingen de blijheid, zij juichen de verte, den horizon toe, waar een zon opstraalt aan de eindelooze kim...
- Fidessa, ik voel mij sterven. Waarvoor was alles, wat ik geleden heb; waarvoor was het dat ik ademde, belemmerd door dit treurige pantser. Doelloosheid is mijn wezen geweest; vraag zonder antwoord mijn leven...
- Paden slingeren den horizon toe, over bergen en valleien, kronkelende wegen winden zich af en alle weg leidt tot den horizon, waar de zon opstraalt aan de kimme... Eindeloos is de kimme, louter lucht, louter licht, louter zon, louter God... God is de horizon!
- Ik versta niet je zang, Fidessa... Troost is de klank van je stem in mijn ooren, maar je lied dringt niet tot mijn doffe brein door... Ik voel mij sterven, Fidessa...
- Ik voel mij leven, Sans-Joye... Ik voel alles leven, Sans-Joye: de luchten leven, de kimme leeft, en onze liefde leeft, leeft voor eeuwig...
---------------------------------------
Buiten in de stad scheen veel geraas te gebeuren; geraas en geruisch, geklikklak, gekletter...
Oorlog woedde in de straten. Roode vlammen van brand flakkerden op aan de ramen der burchten, aan de tinnen der forteressen, en verwoed vochten de pantsermenschen tegen den voortdringenden vijand, een vijand, die zich in hun straten verspreidde, die bezit nam van hun kasteelen, hun pleinen afzette en hen doodde met speersteek of sabelhouw. Het geraas van den oorlog drong door tot het afgronddiepe kerkerverlies en de gevangenen luisterden angstig en weifelend. Door hun getraliede ramen, òp langs de helling der grachten, die hen scheidden van pleinen en stra-