- ‘Lief gehad...’ murmelde zij na. Hoe vreemd...
Zij zag om zich rond. De ruiters, overtuigd van haar schadeloosheid, en wier nieuwsgierigheid was bekoeld, hadden zich gevoegd naar de orders der hoplui en stelden zich op in colonne.
- Wees voorzichtig, Sans-Joye, waarschuwde hem een hopman. Al is zij geen heks, toch is zij een nimf en de nimfen zijn verderfelijk, booze geesten...
- En omgang met haar is zonde...
- Wees voorzichtig, Sans-Joye! waarschuwden zij allen, en gingen terug, eensklaps angstig voor iets bovennatuurlijks, angstig voor iets, dat geen pantser droeg, angstig voor zonde en duivelarij, lelieblanke demonische kracht... Zij keerden terug en telkens keken zij om, of Sans-Joye ook niet kwam... En zij verloren zich in den drom van het spiegelgevecht, dat voor de poorten der stad gespeeld werd...
Hij echter bleef nog, en tuurde peinzend op haar neêr. Hij dacht ook te gaan, maar kon nog niet, geboeid door een vreemde betoovering, door herinnering aan droomen, aan vage verlangens, voorgevoelen van harmonie en zuiverheid: hij wist niet wat, vage stemming in zijn krijgsmansziel...
- Wat doen zij daar? vroeg Fidessa, en wees naar het spiegelgevecht.
- Zich voorbereiden tot oorlog.
- Wat is oorlog?
Hij lachte en zijn lach uit zijn zilveren helm klonk doordringend als echo in haàr.
- Je vraagt me te veel, kleine! Ik kan dat niet alles beantwoorden. Wat is de Eenhoorn? Zoo kunnen wij elkaâr steeds vragen.
Zij zuchtte.
- Wij zullen elkaâr nooit begrijpen, sprak zij zacht.
- Neen! lachte hij. De menschen begrijpen de nimfen niet, de nimfen niet de menschen...
En als schudde hij zich van een bekoring los, ging hij door met ernstige stem:
- Nader ons dan ook niet weêr. Ik heb je nu beschermd voor