Eline Vere
(1889)–Louis Couperus– Auteursrecht onbekendI.Er was ongeveer een week verloopen na de tableaux-vivants, toen Lili Verstraeten zich des middags in den kleinen salon | |
[pagina 54]
| |
neêrzette, daar waar ze waren vertoond geworden. Het vertrek had sinds lang weêr zijn gewoon aanzien hernomen, en in het open haardje vlamde een vroolijk vuur. Buiten was het koud; er woei een gure wind, en het dreigde te zullen regenen. Marie was met Frédérique van Erlevoort commissies gaan doen, maar Lili had verkozen thuis te blijven en vlijde zich nu behaaglijk in een ouderwetschen, ruimen fauteuil, bedekt met oud tapisseriewerk, een gezelligen stoel, die haar lief was. Zij had Victor Hugo's Notre Dame de Paris medegenomen, maar zij wilde zich niet dwingen tot lezen, zoo zij er nog geen genoegen in nam, en zij liet haar boek, in rood leêr gebonden, verguld op sneê, dus ongeopend in haar schoot liggen. Hoe heerlijk niets te doen dan een beetje te droomen, en hoe dom van Marie en Freddy, uit te gaan in dat vreeselijke weêr! Haar kon het niet schelen, het weêr; buiten mocht het waaien en stortregenen, binnen was het heerlijk; de wolken temperden het licht, de laag gedrapeerde meubel-gordijnen lieten het slechts zeer bescheiden doorglijden.... Dien had zij weggestuurd, toen die ze wilde wegtrekken, naar terzijde. Papa zat te lezen in de serre, daar, waar het meeste licht viel; ze kon juist zijn lieven, grijzen kop zien, en zij bespiedde, hoe gauw hij de blaadjes omsloeg; hij las werkelijk, niet zooals zij, die haar boek had medegenomen, om zich een houding te geven. Zij verveelde zich nooit, al deed zij niets: integendeel, zij genoot dan van haar dwalende gedachten: rozeblâren, als voortgeblazen door een lichte koelte; zeepbellen, broos en kleurig, die zij behaaglijk zag omhoog stijgen, en de rozeblâren woeien weg, de zeepbellen spatteden uiteen, maar zij verlangde haar rozeblad geen klimop te zijn, dat zich in haren geest vastrankte, en haar zeepbel geen ballon captif! Mama was nog boven, steeds zeer bedrijvig; ach, zij kon mama toch geen werk uit de handen nemen; die wilde toch alles zelve doen, al deed Marie ook zoo een beetje het huishouden. Ze hoopte, dat er geen visite zoû komen; heerlijk, heerlijk alleen te rêvasseeren! Hoe aardig, zoo een vlam te zien krullen om een verkoold houtblok; de haard was net een hel in miniatuur, de turven waren rotsen, en daartusschen groeven zich afgronden, louter vuur en gloed, iets van Dante! De vervloekten dwaalden rond over de rotsen en zagen met ontzetting in den vlammengloed, brrr.... En glimlachend tegen haar eigen fantazie, wendde zij de oogen af, een weinig verblind door het staren in die hel... Nog geen week geleden hadden zij, ginds op die plek, gepo- | |
[pagina 55]
| |
seerd voor hun opgetogen kennissen! Wat zag er toen alles geheel anders uit! Nu waren de achtergronden, de lieren, het kruis, al de rommeldebommel geborgen op den zolder. Dien had de costumes netjes opgevouwen en ze in koffers bewaard. Het was toch een gezellige tijd geweest, ook de beraadslagingen met Paul en Etienne over de onderwerpen en de costumes; de repetities, waar Paul iedere pose moest voordoen! Wat hadden zij dikwijls geschaterd, wat een moeite zich ook getroost voor enkele minuten... Papa las maar ijverig door, en zij telde: eens na vijf-en-twintig, toen na dertig tellen sloeg hij het blaadje om; wat repte hij zich! Hè, wat kletterde de regen, en wat stroomde de goot! Freddy en Marie waren voor haar pleizier uit.... heerlijk zich veilig te voelen, als een poesje, voor die nattigheid.... En haar voeten nestelden zich in de wol van de zwarte schapenvacht voor den haard; haar blond hoofd drukte zich dieper in het tapisseriewerk van den ouden stoel. Freddy ging dien avond naar een bal. Hoe was het mogelijk, dat zij er tegen kon, bijna iederen avond uit te gaan! O, zij, Lili, hield er ook dol van, een prettig bal, een amusant soiréetje, maar ze bleef ook heel gaarne thuis: ze las of ze werkte of ze.... deed niets, maar verveling kende ze niet, en haar leventje.... het was net een kalm beekje; ze was zoo geheel en al tevreden bij haar engelen van ouders; ze wenschte maar, dat het altijd zoo zoû blijven; het kon haar niets schelen een oude jongejuffrouw te worden.... Quasimodo, Esmeralda, Phoebus de Châteaupers, ach, had ze maar liever Longfellow medegebracht; ze had niets geen verlangen naar de Cour des Miracles, maar wel naar Evangeline of the Golden Legend: My life is littie,
Only a cup of water,
But pure and limpid....
Wat werd ze poëtisch gestemd! Ze lachte in zichzelve om zichzelve en keek naar buiten in den tuin, waar de druipende, dorre takken als in wanhoop geschud werden door den wind. Daar werd gebeld en.... zij hoorde stappen en gelach in de gang, en een aanhoudend geveeg van voeten op de mat. Freddy en Marie kwamen thuis, maar zij gingen denkelijk naar boven, neen.... zij traden binnen, steeds lachend, ontdaan van hunne druipnatte regenmantels en beslikte overschoenen, en met zich een geur van wind en vochtigheid in de warmte der kamer voerend. | |
[pagina 56]
| |
- Heb je ooit! riep Marie uit, de freule zit bij het vuurtje zich te warmen. Wel zeker, waarom niet! - Wil de freule ook een kussentje in het rugje? spotte Freddy. - Lach maar toe! murmelde Lili glimlachend en nestelde zich dieper in den stoel, ik zit hier heerlijk en heb geen koude, natte voeten. Bagger maar alleen in de vuiligheid, hoor!.... Freddy ging den heer Verstraeten even groeten, en Marie beweerde een hartsversterking noodig te hebben, en zoû thee zetten. Daarop zetten de meisjes zich bij elkander neder en Lili wilde ook gaarne een kopje, heur afternoon tea, al had ze niet gebaggerd in de vuiligheid. - Wat is het hier donker, Lili, hoe heb je hier kunnen zitten lezen! Het is om je oogen te bederven! riep Marie. - Ik heb ook niet gelezen, antwoordde Lili, genietende in haar dolce-far-niente. - De freule heeft zitten peinzen! spotte Freddy weêr. - Heerlijk! sprak Lili, glimlachend haar oogen luikend Zoo totaal niets te doen... alleen te rêvasseeren. En zij schaterden het alle drie uit over de bekentenis van die schaamtelooze luiheid, toen mevrouw Verstraeten beneden kwam, zoekende naar het sleutelmandje, dat Marie verzuimd had in haar kamer terug te brengen, en zij vond ze, alle drie lachende over heur kopje, de sleutelmand naast de banketschaal. Frédérique vertelde daarop, dat zij gauw weg moest; zij was dien avond gevraagd op de soirée dansante bij de Eekhofs, en zij moest nog het een en ander voor haar toilet nazien, en mevrouw vond Lili veel verstandiger dan Freddy en Marie, die commissies gingen doen in een hondenweer. | |
VII.Er werd weder gebeld. Het was Paul, die nog meer dan de meisjes dien geur van wind en vocht medebracht, en die weêr naar buiten werd gestuurd, om beter zijn voeten af te vegen. - Wat een weer! zuchtte hij en deed zich eindelijk na al die pourparlers neervallen in een fauteuil. Mevrouw liet de jongelui alleen; zij zette zich in de serre neer, bij heur man, maar deze, hoorende, dat Paul er was, begaf zich naar de achterkamer. | |
[pagina 57]
| |
- Dag oom. - Zoo, dag Paul, hoe gaat het.... ook goed met mama? - O, het schikt nogal, oom, mama is heel wel, zooeven zat ze druk te lezen in een boek, dat Eline haar gestuurd had.... - En doe is het er mee, heb je al een visite bij Hovel gemaakt? - Neen oom, nog niet! - Maar doe dat dan. Laat er niet al te veel gras over groeien, Hovel verlangt met je kennis te maken.... - Paul, je hebt nu al vier dagen geleden gezegd, dat je naar Hovel zoudt gaan! riep Marie uit. Hoe is het mogelijk, dat je daar zoo lang over moet denken. Het is, of het een reis is! - Ik was van plan er morgen heen te gaan. - Ga dan ook morgen, om halfzeven, na den eten vindt je hem altijd thuis en is hij te spreken. Ik zou dat nu zoo maar vaststellen! zeide oom Verstraeten en er dom iets ontevredens in zijne anders zoo vroolijke, donkerbruine oogen, toen hij naar de serre terugging, gauwer dan hij anders zou gedaan hebben. - Paultje, Paultje! zeide Frédérique, haar hoofd schuddend, hoe kan je zoo lui zijn, nog luier dan Lili. - Ach, het is immers morgen tijds genoeg, bromde Paul terug, en dronk zijn kopje uit. - Ja maar, lui ben je! voer Marie hem tegen, onbevreesd voor een booze bui. En om er oprecht over te spreken, we vinden dat allesbehalve goed... - Wel zeker, ga me nu maar eens de les lezen, oude grootmama. - Oude grootmama, of geen oude grootmama, ik zeg je precies mijn opinie.... En zie je, ik vind het jammer, dat je zoo bent, want je zou veel meer kunnen presteeren, als je wat meer energie hadt. Let op mijn woorden, als je je niet een beetje betert, wordt je net als Henk.... een uitstekend goede, beste, brave jongen, maar een doeniet. Je weet, ik dweep volstrekt niet met Betsy, maar ik kan me begrijpen, dat je broêrtje haar soms gruwelijk moet vervelen, met zoo een heelen dag niets doen. - Zeg nu niets van Henk; Henk is een goede, beste vent! riep Frédérique. - En daarbij, voer Marie voort, je hebt veel meer capaciteiten dan Henk; daarom vind ik die luiheid en dat gebrek aan energie dubbel onuitstaanbaar in je... | |
[pagina 58]
| |
- Ach, Marie, zeide Lili opstaande, zit nu niet zoo uit te varen tegen Paul... poor boy! Ga jij morgen naar Hovel, hoor! fluisterde zij hem in, dan is alles weêr in orde... Hij lachte haar toe, en beloofde zich te zullen beteren onder het voogdijschap van haar drieën. - Het schijnt, of ik onder curateele van mijn nichtjes en van freule Van Erlevoort sta! zeide hij vroolijk. Mag het kleine jongetje nu nog een kopje thee? | |
III.De stortregen had opgehouden, maar de wind schudde nog steeds de druppelende takken. Het was over halfvijf, toen er opnieuw gebeld werd. - Over halfvijf! riep Frédérique uit. Ik moet weg, ik had al lang weg moeten gaan, om strikken op mijn japon te zetten... O, ik zal adorable zijn van avond, geheel en flot de tulle! Waar zijn mijn pakjes, Marie? - Er is gebeld, zoû daar visite zijn? vroeg Lili. Frédérique wachtte even, daar zij in de vestibule haren regenmantel moest aantrekken, en Dien kwam binnen om te vragen, of er belet was voor meneer De Woude van Bergh. - Ik denk van niet, Dien, vraag maar even in de serre. - O, die onuitstaanbare jongen! riep Lili. Dat pedante être! - Ach, hij is zoo kwaad niet! meende Paul, en volstrekt niet pedant. - Nu maar, ik maak de deur dicht, ik wensch hem niet te zien! hervatte zij en zij wilde de porte brisée dichtschuiven, toen Dien terugging met de boodschap, of meneer zoo goed zoû willen zijn binnen te komen. - Kom Lili, wees nu niet zoo dwaas, kom nu meê! drong Marie aan. - Dank je, ga maar alleen! sprak zij en ze schoof de beide deuren dicht, juist toen De Woude in den salon binnentrad, waar hij door Marie ontvangen en in de serre geleid werd. Paul en Frédérique lachten, en namen afscheid van Lili; zij gingen alle drie door de eetkamer naar de vestibule. - Adieu, groet oom en tante van mij, en zeg oom, dat ik bepaald naar Hovel zal gaan, morgen na den eten! zeide Paul. - Doe ook mijn complimenten, en zeg, dat ik waarlijk weg moest! sprak Freddy. | |
[pagina 59]
| |
- Goed, adieu, amuseer je van avond, en flot de tulle! Brr, wat is het hier koud in de gang! Paul en Freddy gingen, en Lili keerde terug door de eetkamer. Georges de Woude?.... O, hij kwam zijn digestie-visite maken voor de soirée! Neen, zij kon hem volstrekt niet uitstaan. Zoo geaffecteerd en altijd zoo stijfjes! Hoe was het mogelijk, dat Paul nog iets goeds in hem vond; zij vond Paul duizendmaal beter en flinker. Wat kon Marie Paul de les lezen! hij was toch een goede jongen; en dat hij wat lui was uitgevallen.... ach, hij had immers geld, en kon best nu nog wat pleizier maken; later zoû hij wel een betrekking zoeken, daar was zij zeker van.... Zij zoû het papa zeggen, Paul had bepaald gezegd morgen naar Hovel te zullen gaan, en hij hield altijd woord. Zij zette zich opnieuw in den ouden fauteuil en pookte het vuur op, en wierp er kolen en turven in en een enkel blok hout. Zij verwarmde even haar koud geworden vingers, en wreef zich de handjes, koel als wit satijn. Door de gesloten deur hoorde zij het geruisch der stemmen in de serre; meestal onderscheidde zij de fijne stem van Georges.... hij scheen heele verhalen te doen! Zij moest toch eens even zien.... en zij stond op en schoof een der deuren een weinig en voorzichtig ter zijde. Zoo kon ze juist in de serre turen, langs de breede bladen der palmen; papa en mama zag zij niet, maar zij zag Marie juist in het gelaat en Georges op den rug.... Hoe grappig, als Marie haar nu juist in het oog kreeg, maar zij scheen een en al aandacht te zijn voor de historietjes van dat fatje. Lili kon net zijn glanzend boordje bewonderen en de pandjes van zijn jas.... keurig! Daar.... daar, daar keek Marie op.... nu bespeurde die haar juist door de breede reet heen; adieu, bonjour, zij wuifde met haar hand Marie toe, zij boog, zij trok gezichten en Marie werkte zenuwachtig met haar wenkbrauwen en haar lippen, om het niet uit te proesten van het lachen! | |
IV.Terwijl het donker werd, haastte Frédérique zich naar huis, naar het Voorhout. Zij repte zich, toen Willem de knecht haar had opengedaan, als een wervelwind de ruime vestibule door, de breede trap op. Bijkans struikelde ze over Lientje en Nico, twee der kinderen van mevrouw Van Rijssel, haar oudste zuster, die, sedert zij van haar man | |
[pagina 60]
| |
gescheiden was, met haar viertal bij mevrouw Van Erlevoort was komen inwonen. - Juf, pas toch op, de kinderen zullen heusch vallen! sprak Frédérique hijgend tot de dikke juffrouw Frantzen, die zij op het portaal der eerste verdieping tegenkwam, in wanhoop zoekende naar de ondeugende bengels. Ze ravotten op de trap, daar, Lientje en Nico! - Weet u ook waar Ernestine en Johan zijn? vroeg juffrouw Frantzen radeloos. - Wel neen, ik kom zoo juist thuis! antwoordde Frédérique verontwaardigd en zij repte zich verder, vloog haar kamer in, wierp haar regenmantel uit en opende met zenuwachtige vingers een der drie, vier pakjes, die zij in haar zak en in haar mof had meêgebracht. - Ik zal nooit klaar komen! murmelde zij angstig en zij sloeg de groene, damasten gordijnen van haar ledekant op, waar heur baltoilet, als een ijle wolk van lichtblauwe tulle, in een wazige teederheid lag uitgespreid. Dien morgen was Frédérique's toilet van de naaister gekomen, maar zij had er een paar strikken bij willen voegen, en zij durfde er ternauwernood aan te raken, uit vrees het ragfijne weefsel te zullen verwarren. - O, ik word wanhopig! sprak zij weer; toen, met een invallende gedachte, vloog zij op eens de kamer uit, en riep op het portaal: - Tilly, Tilly, Mathilde! Een der deuren werd geopend; haar zuster, mevrouw Van Rijssel, trad verschrikt te voorschijn. - Maar, Freddy, wat is er; is er brand, dat je zoo gilt? - Neen, dan zou ik niet precies jouw hulp verlangen! Maar toe, help mij eens, ik ben wanhopig, ik kom nooit klaar. - Waarmee? - Met mijn baltoilet. Je weet, ik wou hier en daar nog een strik zetten. Ik vind het zoo kaal op zij, en ik heb lint gekocht. Mevrouw Van Rijssel wilde antwoorden, toen de deur van mevrouw Van Erlevoorts kamer openging, en de oude dame vroeg, wat er toch aan de hand was. Tegelijkertijd weerklonk er een schel gegil en gelach van kinderstemmen op de tweede verdieping, men hoorde luid getrippel van levendige stappen en een meisje van zeven buitelde de trappen af, achtervolgd door een jongen van zes. - Mama, mama! schreeuwde het kind, terwijl zij de laatste trappen afsprong. | |
[pagina 61]
| |
- Maar Tina, Johan, is dat een leven maken? Wat voeren jullie nu weer uit? vroeg mevrouw Van Rijssel zeer streng. - Jo plaagt me altijd, Jo wil me kietelen en hij weet, dat ik er niet tegen kan! hijgde het meisje, en ze verschool zich in de rokken harer grootmama, terwijl Frédérique Johan in hare armen omstrengelde. - Ik heb je al meer gezegd, dat ik al dat geren en geschreeuw in huis niet hebben wil! hervatte mevrouw Van Rijssel ontevreden. Bedenkt toch, grootmama wordt langzamerhand oud en kan niet meer tegen dat lawaai. - Ach! sprak mevrouw Van Erlevoort goedig, ze speelden maar een beetje, niet waar, Tien? - Pas op, hoor, anders zal ik je kietelen! riep Frédérique en kietelde Johan onder zijne kleine armen, zoodat hij spartelend en kraaiend op den grond viel. - Mais comme vous les gâtez, toutes les deux; ne les choyez donc pas, quand je suis fâchée. Je perdrai tout mon pouvoir, si vous continuez ainsi! riep mevrouw Van Rijssel wanhopig, en keek over de trap, want beneden gaven Madeline en Nikolaas dikke juffrouw Frantzen den grootsten last en wilden niet met haar mede naar boven. - Lientje, Nico! riep mevrouw Van Rijssel met haar strenge stem. - Ach, Mathilde, toe, laat de kinderen nu, en kijk eens even naar mijn japon! smeekte Frédérique. - Ik kan er geen orde meer onder houden, gedecideerd niet! zuchtte Mathilde. - Haast je Freddy, we eten vandaag wat vroeger.... over een half uurtje, als het kan! zeide mevrouw Van Erlevoort. Men hoorde de huisdeur opendraaien; het waren Otto en Etienne van Erlevoort, die samen thuiskwamen en hun vroolijke stemmen vermengden zich met het gelach en gegil der kinderen, de vergeefsche aanmaningen van juffrouw Frantzen en het geblaf van Hector, Otto's zwarten hond. - Kom nu, Mathilde, zie nu eens even naar mijn japon! vleide Freddy met haar liefste stem. Mathilde gaf haar moederlijke plichten in dat brouhaha op en liet zich door Frédérique medetroonen. - Gedecideerd, ik verlies al mijn macht.... - Komt kinderen, vecht nu niet meer, weest nu zoet! sprak mevrouw Van Erlevoort tot Ernestine en Johan; gaat nu meê met oma naar beneden, het is hier om te bevriezen.... | |
[pagina 62]
| |
V.Mevrouw Van Erlevoort was steeds aan drukte gewend geweest en zij had er zich steeds wel bij bevonden. Als moeder van zeven kinderen had zij nooit anders dan gelach, gekibbel of gewoel om zich heen gezien en zoû zij niet begrepen hebben, hoe een talrijk huisgezin, in een andere atmosfeer, rustiger en vrediger dan de hare, zoû hebben kunnen bestaan. Haar huis was dan ook van den beginne af vervuld geweest met het schelle gejubel, de luidruchtige twisten en het onophoudelijk door elkaâr gedraaf harer kinderen, en, toen deze opgroeiden, met al den levenslust en de dartele woeligheid hunner bruisende jeugd; daarna was, eenige jaren na het verscheiden van haar echtgenoot, mr. Theodore Otto Baron Van Erlevoort ter Horze, lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal, een tijd van ongekende kalmte ingetreden, toen vier harer kinderen de een na den ander huwden en haar woning verlieten. Théodore, de oudste, het eerst, die nu hunne goederen in Gelderland beheerde, en te midden van zijn jonge vrouw en hun talrijk kroost op het Huis ter Horze zoowel in heerenboer als in jeugdigen patriarch scheen herschapen te zijn; daarna de derde dochter, Mathilde, wier kort huwelijk zeer ongelukkig was geweest; vervolgens de twee oudste meisjes, Cathérine en Suzanne, de eene gehuwd met een Engelsch bankier, mr. Percy Howard en nu te Londen gevestigd, de andere met jhr. Arnold van Stralenburg, griffier bij de arrondissementsrechtbank te Zwolle. Zoo was mevrouw Van Erlevoort overgebleven met haar twee zoons, Otto, adjunct-commies bij Binnenlandsche Zaken, Etienne, te Leiden studeerend in de rechten, en haar jongste, Frédérique, en zonder de nieuwe bekoring en frissche emoties van haar grootmoederschap, zoû zij te midden dezer betrekkelijke kalmte zeker melancholiek zijn geworden, gewend als zij was aan het gedribbel of gehuppel van voeten op de trap en het gelach en gezang van heldere stemmen in haar ruime vestibule. Eenige jaren na haar huwelijk keerde Mathilde met vier kinderen bij mevrouw Van Erlevoort terug; na de scheiding van heur man, waren deze haar toegewezen geworden. Van Rijssel leefde sedert in het buitenland, en men hoorde weinig meer van hem. Mevrouw Van Erlevoort beklaagde hare dochter, welke heur lot van verwaarloosde en miskende echtgenoote zoo lang | |
[pagina 63]
| |
met waardigheid had kunnen torsen en zij nam ze vol liefde tot zich, in het diepste heurs harten overgelukkig, door het nieuwe, ontluikende leven, dat de vier kleinkinderen in haar woning medebrachten. Zij bedierf hen allen, zooals zij nimmer haar eigen kinderen had bedorven, kon bij hunne grootste guitenstreken met den besten wil der wereld niet boos worden en bracht Mathilde daardoor soms tot radeloosheid en wanhoop. Deze wist niet wat er van hen worden zou bij zooveel toegevendheid; zij smeekte mevrouw Van Erlevoort haar toch niet te wederstreven in gerechtvaardigde strengheid en verdiende strafuitdeelingen; mevrouw Van Erlevoort beloofde, maar vergat haar belofte bij de eerste gelegenheid de beste, terwijl Frédérique, zelve bedorven, Mathilde wel bij haar klachten steeds gelijk gaf, maar ook weinig het hare bijbracht tot eenige billijk strenge pedagogie. Alleen bij Otto kon Mathilde nog op eenigen vasten steun rekenen en de vier bengels hadden dan ook alleen respect voor oom Ot. Hij paarde aan de goedhartigheid zijner moeder het gezonde verstand en de degelijkheid van zijn vader, en scheen in zijn beraden kalmte eenigszins ouder dan hij was, maar er lag zulk een innemend waas van hartelijkheid over zijn flinke trekken, er sprak zoo iets vertrouwelijks en sympathieks uit zijn donkere, lichtvolle oogen, dat zijn ernst en zijn degelijkheid eerder aantrokken, dan voor zijn acht-en-twintig jaren te somber en te straf schenen. Etienne was daarentegen een en al vroolijkheid, onbedachtzaamheid en lichtzinnigheid, en de lieveling van zijn moeder, wie de glans en zonnegloed van zijn karakter de ziel scheen te koesteren. Frédérique was dol op haar beide broêrs, maar noemde Otto dikwijls papaatje en stoeide met Etienne bijna als Lientje met Nico en Tina met Johan. | |
VI.Mevrouw Van Erlevoort had dien middag wat vroeger willen eten, - om halfzes, - daar zij nog haar kleine siësta wilde nemen, voor zij zich zou moeten kleeden. Zij zou dien avond, behalve met Freddy, ook met haar beide zoons naar het bal bij de Eekhofs gaan, terwijl mevrouw Van Rijssel thuis bleef, als een stille, melancholieke, jonge vrouw, wier glimlach uitgewischt scheen op haar wasbleek gelaat en die nog slechts leefde voor haar kinderen. Het woelige viertal at steeds apart met juffrouw Frantzen, op Mathilde's uitdrukkelijk verzoek, | |
[pagina 64]
| |
daar mevrouw Van Erlevoort niets liever had gewild, dan de geheele bende met de dikke juffrouw aan tafel te zien, onbevreesd haar fijn damast met de saus overstroomd, eenige glazen gebroken, of kleine vingertjes in de compôte aan het grabbelen te zien. Zoo had Mathilde er dan ook niets aan kunnen doen, dat de kinderen, die vroeger aten en sneller gedaan hadden, soms een voor een, als kleine bandieten, binnenslopen, tot wanhoop van juffrouw Frantzen, wier rond gezicht dan met verschrikte oogen in de halfgeopende deur verscheen. Dit was een paar malen door mevrouw Van Erlevoort goedig geduld en weldra een regel geworden, waarin Mathilde zuchtend berustte. Etienne en Frédérique maakten het kleine goed woeliger dan ooit, Otto schertste meê en Mathilde haalde met een glimlach de schouders op; het ging, zooals het ging... - Dank je Otto, ik wil niets meer eten, zeide Frédérique aan tafel, ik kan nooit eten, als ik naar een bal ga, dat weet je wel. - Nog altijd? vroeg Otto. Ik dacht alleen, dat een jong meisje niet at bij haar allereerste entree in de wereld. Ben je nog altijd zoo nerveus? Arme meid! - Freddy, wat heb je nu aan je toilet gedaan? Ik hoop toch niets bedorven? vroeg mevrouw Van Erlevoort angstig. - Neen, moes, ik heb op Mathilde's raad maar alles gelaten als het was.... O, je zal me zien vanavond, vervolgde zij tot Otto, ik zal zoo etherisch zijn in mijn blauwe tulle... zoo om weg te blazen, weet je. Daar heb je de Filistijnen.... Deze betiteling sloeg op de vier Van Rijsseltjes, die binnenstormden, Nico met een oorverscheurende trompet in zijn mond. Zij kwamen ieder zijn sinaasappel met wijn en suiker binnen eten; mevrouw Van Erlevoort nam Nico naast zich, bereidde zorgvuldig zijn dessert en de blonde guit was weldra bezig, met van sap druipende lipjes, de gesneden stukjes af te zuigen, nu en dan toeterend op zijn trompet. Ernestine, Johan en Etienne prikten van ééne schaal om het gauwst, en hunne vorken verwarden zich in elkander, onder een luid gelach, terwijl Freddy aan Otto opsomde, wie er alzoo kwamen dien avond, bij de Eekhofs. - Nu, dan heb je de Hijdrechtjes, Eline Vere, de Van Larens, Francoise Oudendijk... Vindt je Françoise niet mooier dan Marguerite van Laren? Zeg eens Otto, aan wie van beiden ga je je cour maken? O, Nico! Mijn trommelvlies! Nico! | |
[pagina 65]
| |
Troe, troe, troe, klonk de bazuin. - Nico, je maakt me dol met dat geschetter. Leg dat ding neêr en eet nu netjes. Kijk, je doet alles op je buisje druipen! bestrafte Mathilde. - Ach, hij maakt maar wat muziek, niet waar, kleine dot, sprak mevrouw Van Erlevoort en sloeg haar arm om den jongen, die zijne grootmama zeer oneerbiedig juist in haar oor bazuinde, met de krassende valschheid van een draaiorgel. | |
VII.Na den eten stoeiden Freddy en Etienne met de kinderen, terwijl mevrouw Van Erlevoort zich in haar boudoir ging afzonderen en Otto, naast Mathilde, die borduurde, zijn sigaar rookte. Rika, de meid, nam de tafel af, zeer gehinderd door Nico, en duizend angsten uitstaande voor een blad, waarop zij vuile glazen en borden had geplaatst. Eindelijk sloeg het acht uur en juffrouw Frantzen kwam om de kinderen te halen. - Ciel de mon âme! riep Frédérique, op de canapé half gesmoord door Ernestine, Johan en Lientje, en zij bevrijdde zich van de armen en beenen, die haar als polijpen omvingen. Ik moet naar boven; Mathilde, kom je me helpen? - Goed, antwoordde Mathilde en stond op. En jullie, kinderen, gauw, naar bed! - Neen, ik wil niet, ik wil eerst tante Freddy mooi zien! riep Ernestine met een zeurig stemmetje. En ik wil tante ook helpen. - Tante kan je hulp wel missen en mooi is ze altijd! antwoordde Mathilde. Kom gaat nu allen meê met juffrouw Frantzen, allons, als zoete kinderen. Freddy vloog weg, en daar mevrouw Van Erlevoort sluimerde, kon Mathilde haar macht laten gelden en het viertal werd naar boven gejaagd, met een aanmaning op elke treê, daar Nico hinkend weder de trap af wilde gaan en Lientje op het portaal met Hector op den grond bleef sollen. - Ik kom dadelijk, Freddy! riep Mathilde, zoodra de kinderen boven zijn! en Freddy gilde van uit haar kamer, dat ze zich hield aanbevolen. Ze was reeds bezig zich het golvende haar uit te borstelen, den lokkenvloed van Kleopatra.... Mathilde zoû haar kappen: die kon het zoo keurig doen. En ze schikte alles en ze zag alles na, haar waaier, heur handschoenen, haar zak- | |
[pagina 66]
| |
doek, heur lichtblauwe, satijnen schoentjes.... Een blos van zenuwachtigheid tintte de matheid van haar melkwit teint, terwijl zij zich in den grooten spiegel bezag en glimlachte, tot er een kuiltje zich groef in elke wang. Het zou wel gaan, het zoû wel gaan, dacht ze. Na een half uur kwam Mathilde terug, met Martha, de linnenmeid, die ook als kamenier dienst deed en Frédérique ging zitten, vlak voor den spiegel, in haar onderlijfje en haar blauwe schoentjes. - Net zoo eenvoudig en snoezig als verleden keer, Tilly! vleide Frédérique, terwijl Martha nu de kam, dan een frizeerijzer, of een haarspeld aangaf. O, het is hier koud geworden! Martha, gooi wat om mijn schouders! Martha legde haar een bonte pelerine om. Mathilde had met vlugge vingers haar werk spoedig voltooid. - Daar! sprak ze, en schoof de krullende franje van voren terecht. Eenvoudig, keurig en stevig. Ben je tevreden? Frédérique bezag zich en roerde even met de tippen harer vingers heur kapsel van terzijde aan. - Zeker, zeker, zeide ze, en nu .... nu mijn flot de tulle. De bonten pelerine vloog op den grond, maar Martha regelde de wanorde van kleedingstukken, die zich in hetvertrek verspreidden. Mathilde hief de wolk van teeder azuur op, en liet ze, licht als een zucht, om Freddy heenglijden. - Ik ben iets van een fee, van een ondine! sprak Freddy, haar armen opheffend, en Tilly en Martha knielden neêr en haalden de wazige plooien dier ragfijne nevels uit. La, la la,.... Freddy's voetjespaar bewoog zich op een maat, die zij neuriede.... - Freddy, Freddy, stil nu.... Martha, een speld, die strik zit los.... - Hoe vindt je het, Martha? - Beeldig, freule! - Is het nu niet kaal, op zij, Tilly? - Och, wel neen, het is een en al strik- en lintenburg, wat wil je nu meer. Het fladdert al alles om je heen.... toe, Freddy, ik bid je, wees nu een oogenblik stil.... Daar ging de deur zachtjes krakend open, als door een geheimzinnige hand.... - Wat is dat nu weêr! riep Mathilde, bijna ongeduldig en ze werd woedend, toen ze Ernestine, rillende in haar witte nachtjapon, als' een tengere schim, zag verschijnen, een weinig angstig en toch guitig-brutaal. | |
[pagina 67]
| |
- Toe moes, ik woû zoo graag.... - Maar Tine, het is om doodziek te worden, zoo op die koude trappen en door die koude gang te loopen! Ik begrijp niet, hoe je zoo ongezeggelijk kunt zijn.... - Kruip in mijn bed, Tine, gauw, maar pas op voor mijn lijfje! riep Freddy. Ach, laat maar, Tilly, fluisterde zij. Tine was reeds in bed gekropen en nestelde zich, als een duif, in de dekens, waarna haar dunne vingertjes met welbehagen het blauwe satijn van Frédérique's corsage, dat nog op de kussens lag, betastte. Mathilde haalde met een zucht haar schouders op, berustend als altijd, maar zij nam het lijfje weg. Mevrouw van Erlevoort verscheen in de nog geopende deur, ruischende van haar moiré. - O, wat is mama mooi! riep Frédérique opgetogen, je zal zien, Tilly, ik ben weêr het laatste klaar. Toe, rep je wat! Mathilde reeg het blauw satijnen lijfje van achteren dicht en mevrouw van Erlevoort zag bewonderend en glimlachend naar haar nevelige ondine.... daar hoorde zij echter iets sluipen, achter zich, en omziende bespeurde zij Johan en Madeline, beiden verkleumd en in nachttoilet.... - Neen maar, dat is te erg! Dat is om wanhopig te worden! riep Mathilde uit en zij liet Frédérique half geregen staan en vloog naar de bengels toe. Hoe kunnen jullie toch zoo ondeugend zijn en mama zoo een verdriet doen! Morgen zijn jullie allemaal ziek.... kom, gauw naar boven en dadelijk! Haar stem klonk gramstorig en de beide kinderen begonnen bijna te weenen, maar mevrouw van Erlevoort kwam ter hulpe. - Ach Mathilde, laat ze nu maar een oogenblikje blijven.... - In mijn bed... kruip in maar, gauw! riep Frédérique, schaterend van het lachen, maar niet aan mijn tulle... afblijven, afblijven! en zij week angstig terug voor de uitgestrekte klauwtjes der beide wandalen, die in het luchtige gaas schenen te willen grijpen, en aan de lange strikken te willen trekken. Mathilde zelve begreep, dat de kinderen in Freddy's bed nog het beste zouden zijn voor het oogenblik en zij gaf voor de duizendste maal toe en reeg zuchtend Freddy's corsage, waarvan het satijn kraakte, verder dicht; Johan en Lientje | |
[pagina 68]
| |
kropen intusschen bij Tine onder de gewatteerde deken en zagen met tintelende, guitige oogen naar de blauwe fee op. - Doe je daar nu nog iets overheen, tante? vroeg Johan, of blijf je zoo nakend? - Ach, domme jongen! riep Tine verontwaardigd en zij duwde hem omver, zoodat Lientje met een gil meêgesleept werd en Frédérique's bed weldra een chaos geleek van wollen dekens, blonde krullen, kussens en half ontbloote, roze beenen en armen, die zich allen onder een luid gekrijt dooreenwoelden. Mevrouw van Erlevoort en Frédérique weenden bijna van het lachen om dit tafereel, de laatste tot groote ergernis van Mathilde, welke haar veters maar niet vermocht vast te strikken, en mevrouw Van Erlevoort riep Otto en Etienne, die, gerokt en reeds geoverjasd, de trap afkwamen, binnen om het schouwspel te zien. - Kom er meê in, oom Eetje, kom er meê in, toe, kom er in! schreeuwde Johan, maar Etienne bedankte voor de eer; hij was nu veel te mooi om zoo te ravotten, hoor. - Je bent om te schaken, Freddy! zeide Otto glimlachend. - Om weg te blazen, niet waar, pf... t... Maar Tilly, ben je nu nog niet klaar met die veters? - Ach wat, Freddy, je staat geen oogenblik stil! Tilly was ten laatste klaar en iedereen was klaar en mevrouw Van Erlevoort ging reeds de trappen af, daar het rijtuig juist gekomen was. - Kinderen, nu in bed blijven, en niet rondloopen in de koû! riep Mathilde met gezag, terwijl Frédérique zich met Martha's hulp in haar sortie hulde, Otto belastte met een waaier en Etienne met een handschoen. - Kom, Freddy, mama is al lang naar beneden, zeide Otto en sloeg met den waaier ongeduldig op zijn hand. - Freddy, heb je niets vergeten? vroeg Mathilde. - Zeg, waar is je tweede handschoen, Freddy, of trek je er maar een aan? riep Etienne luid, om zich in het rumoer, dat de kinderen steeds in bed maakten, te doen verstaan. - O, wat maken jullie me allemaal geagiteerd!... Ik heb hem al half aan, mijn tweeden handschoen! Martha, mijn zakdoek! Dank je; alles klaar? Goed! Nu adieu, dag kleine schatten.... - Freddy, je vergeet wat! riep Etienne. - Wat, ach wat dan...? | |
[pagina 69]
| |
- Je parapluie, hier! - Flauwe jongen... Mama zit zeker al in het rijtuig te wachten en jij houdt me op met flauwiteiten! Nu adieu, dag Tilly, dag lievelingen, ja Otto, ik kom al... Dag Tilly, dank je voor je hulp. Dag Martha. - Veel plezier, freule. - Amuseer je, dag Freddy... Freddy ging, gevolgd door Otto en Etienne. Ernestine sprong uit bed, gevolgd door Johan en Lientje. - Hier kinderen, komt hier! riep Mathilde. Zij wierp hun alle drie iets om, een doek of een deken: Ernestine, Freddy's regenmantel, die haar een el voor de voeten sleepte. - En waar is juffrouw Frantzen, dat jullie hier zoo maar gekomen zijn? vroeg zij ontevreden. - In haar eigen kamer bij Nico, moes; Nico slaapt, zeide Tine. Toe moes, niet boos zijn! En zij hief hare armpjes, omfladderd door de te wijde mouwen van den regenmantel, liefkoozend op. Mathilde glimlachte, en liet zich omhelzen. - Komt nu allemaal, naar bed! sprak zij een weinig verzoend. - Wat ziet de freule der ledekant er uit, zeide Martha hoofdschuddend; ik kan het heelemaal weêr gaan opmaken, stoute bengels! - Zoete bengels! riep Lientje. Mathilde nam haar in haar arm op en Tine en Johan volgden, bijna struikelend over hun vreemde draperieën en gillende van de pret, dat hun list gelukt was. - St, stil zijn, anders maak je Nico wakker! Juffrouw Frantzen wist van den prins geen kwaad; zij zat, met Hector aan haar voeten, te breien in de kamer, waar Nico sluimerde en ontstelde hevig, toen zij de karavaan zag aankomen. Die ondeugende kinders, om zoo stilletjes weg te sluipen; ze was in de volle overtuiging, dat ze al lekkertjes sliepen in de kamer er naast! Het drietal werd in bed bezorgd, rillend en verkleumd, maar dol van vroolijkheid en juffrouw Frantzen vermaande ze nu toch niet meer te praten en zoet te gaan slapen... En Mathilde boog zich over het bedje van haar Nico, die met geloken oogen in de wol lag, de vochte lipjes half geopend, en zijn blonde krulletjes kruivend over het witte kussen. Engel van een jongen!... En ook de anderen, wat | |
[pagina 70]
| |
een schatten, echte lastposten, niet te regeeren, vooral met mama en Freddy als medebestuur... Maar toch, hoe gelukkig, dat zij ze had, alle vier, alle vier! En zij boog zich en roerde even met de lippen Nico's open mondje aan, en zij voelde zijn zachten, geurigen adem over haar wang strijken, als een liefkoozing, en haar tranen drupten neêr op zijn voorhoofd, zoo doorschijnend bleek, zoo zacht..... Engel van een jongen..... |
|