| |
IX.
Florence, 21 Sept.
Het ligt in mijn karakter altijd te betreuren dat wat ik niet meer heb en niet genoeg te waardeeren, dat wat ik heb. Zoo zoû ik dezer dagen in München willen zijn, zoo betreur ik nú, dat ik niet in München ben. Want sedert den dag, dat wij vertrokken, is in Frankrijk de terugtocht der Duitsche legers begonnen, hebben zich de reusachtige epopeeën ontrold langs de Aisne en de Marne, is de Duitsche hoop Parijs binnen te trekken, verijdeld. Ik heb in Duitschland bijgewoond de dagen der afwachting en daarna de dagen der overwinningen, ik zoû in Duitschland nu ook de dagen der teleurstellingen willen bij wonen. Wat zullen zij vreeslijk zijn, die teleurstellingen; wat zullen zij overstelpend drukken op de Duitsche ziel, die teleurgestelde verwachtingen, wat zullen zij verbitteren wie immer nog steeds overwinnaar waren! Ik kan mij de Duitschers niet voor stellen, zich en elkander bekennende, dat de kans is gekeerd. Dat de eerst zoo woest overstelpende vloed tot een plotse ebbe van wanhoop verworden is. Er mòet reeds wanhoop zijn in het Duitsche huis, dat ik bewoonde, wanhoop onder die Duitsche menschen daar, wier trotsche illuzie - slechts nu en dan aar- | |
| |
zelend doorrild van dadelijk onderdrukte weifelmoedigheid - bléef glanzen voor hunne lichte, koortsige, starende oogen heen. Wat zal de angstige druk nog méer dan in die dagen, toen de berichten maar uitbleven, somberen over die mooie zomerstad, waar nu reeds de parken en bosschen gelen zullen gaan van vroegen, Noordelijken herfst, waar de zoo prachtig Noordelijke herfst, in harmonie met den wanhoops-weemoed der zielen, nu de bladeren zal beginnen te strooien; waar de Noordewinden die dwarrelbladeren zullen voor zich uit waaien - zoo vroeg, zoo vroeg! - als of elk blad een flarde méer ware van de trotsche Duitsche verwachtingen, verwachtingen zoo trotsch als de boomen zelve rond die Duitsche stad, de boomen, die ik zoo fier heb zien
verheffen hun Ruysdaelsche looverkruinen in de witte wolkmassa's der blauwe luchten, de luchten, die nu grauw en zwaar bewolkt als een tragische hemel zullen drukken over de vertwijfelende zielen.
Ik betreur bijna die donkere stemmingen in stad, lucht, en menschen, niet te kunnen wáar nemen, als eene schoonheid, eene tragische schoonheid, die mij is ontgaan...
Want wie eenmaal niet anders is dan de schoonheidszoeker - hoe nutteloos, hoe zieleklein voelt hij zich in deze verschrikking der dagen! - kan zelfs zich niet veranderen als de Wereldorkaan woedt om hem heen.
Reusachtig die orkaan, als wij binnen hare cataclysmen weg duiken...
Kinderlijke drift, als onze geest òp waart en zich verbeeldt tusschen de starren haar te aanschouwen.
* * *
Ik moest liever waardeeren in Florence te zijn. Al is ook hier de vreeslijke druk niet te ontkomen, al raadt men ook hier de voorbereiding tot den oorlog -
| |
| |
in de detachementen grauwe infanterie, die des nachts naar het station worden geleid - Florence is toch meer mij ‘thuis’ dan München. Ik voel mij hier niet zoo ontworteld. Ik voel mij hier ‘thuis’, ook in de straten. De Florentijnsche gezichten en types doen mij, trots de preoccupatie, toch opgewekter, opwekkender, aangenamer aan dan zij het deden daar ginds. Het is vermoedelijk weêr om de schoonheid, die uit ze tegen straalt. Wat zijn die Beiersche koppen leelijk! Wat is de foule daar leelijk, en wat is de foule hier moói, amuzant, aardig, zèlfs al woelt er inwendig iets in haar...
De Dag van de Bres in de Porta Pia is gisteren rustig voorbij gegaan, hoewel men gevreesd had, dat er een groote demonstratie plaats zoû hebben, vóor den Oorlog. Het was tevens Zondag, maar de feeststemming was door de autoriteiten ingetoomd geworden. Veel politie op de been en de carabinieri niet in groot-uniform: geen roode pluimen naar het heelal toe strevende... Veel Florentijnsche jongens op de been, een golvende zee van strooien hoedjes op de piazza, maar ze deden niet veel meer dan klappaaien als steeds. Des avonds, een aarzelende illuminatie aan Palazzo Vecchio en Palazzo Riccardi (Prefectuur).
Iedereen klaagt, niemand heeft geld. In de Via della Spada - het aardige straatje - klagen slagertje, kruideniertje, blikslager, schoenelapper, fruitverkoopster en ballade-dame. Niemand koopt ballades, al koopt men wèl perziken en vijgen, en al laat men zijn oude schoenen lappen om geen nieuwe te behoeven te koopen. Wij kennen families, die hun auto's verkoopen, verminderen; iedereen treft de financieele crisis.
‘Of Oorlog, of werk!!’ hoor ik soms roepen op straat. Dat is de publieke opinie, der duizende werkeloozen vooral, maar zij manifesteert zich nòg niet luidkeels. Geen vreemdelingen op de baan. De Futuristen zullen nu moeten bewijzen hoe Florence zal kunnen bestaan, zònder de vreemdelingen.
| |
| |
Het schijnt, dat in Rome de koning zeer onder den indruk is der omstandigheden, dat hij zijn gegeven woord aan de Triple Alliantie niet verbreken wil en dat hij òm zich den volksdrang voelt, die den Oorlog wil. Men zegt, dat hij zwaar zenuwziek is en er van spreekt afstand te willen doen... Zoo Vittorio Emanuele hier ooit toe kwam, zoû hem wel de nobelste rol toekomen...
Maar indien hij dit deed, zoû de Republiek in Italië worden uitgeroepen en de meeste Italianen zouden dit beschouwen als een disastro... Hoe het ook worde, Italië's afwachtende houding is zeer zeker al een heel weinig mooie.
Gisteren heeft het Prinsje van Piemont - 10 jaar werd hij een paar dagen geleden - voor het éerst iets publieks gedaan: een jeugdige menschenredder gedecoreerd: men heeft hem vermoedelijk even op den voorgrond willen brengen, den kleinen erfgenaam van den troon, dien zijn vader, zoo eerlijk nauwgezet van geweten, onder zich voelt wankelen...
En zoo leven wij, dag na dag uitziende naar de dagen en dingen, die worden gaan...
* * *
| |
22 September.
Een verontwaardiging is door de wereld gegaan.
Om de kathedraal van Rheims, die vernietigd is!
De Duitschers doen dingen, die hen gehaat maken bij allen.
Zij zijn tragiesch omdat zij alleen staan tegen, wie telt hoevele vijanden.
Zij zijn tragiesch ook omdat zij zich nooit bemind maakten, omdat iedereen nu hen haten gaat.
Zij deden een misdaad, een vreeslijke misdaad, een afschuwelijke misdaad tegenover België. Zij deden
| |
| |
òpvlammen een groote, onbluschbare haat meer. En toch, hun afschuwelijke misdaad was een immense misdaad, overstelpte door de tragische immensiteit er van.
Ik herinner mij, in München, toen wij er van hoorden. In stupefactie riepen wij uit:
- Waarom Luik??
Naïve stupefactie van onpolitieke zielen als de onze, die meenden, dat ‘neutraliteit’ noòit geschonden kòn worden!
Toch, trots alles, die misdaad was immens. Was er eene van een tragiesch voort gestuwd volk...
De verwoesting van Leuven, nog niet opgehelderd... ik kan haar toch nog niet ànders zien dan als een oorlogs-onvermijdelijkheid. Is het mogelijk steeds in den oorlog van het Heden te denken aan de Schoonheden van het Verleden! En de kanonschoten àf te wenden van alle historische schoonheden? Was het zelfs niet te waardeeren, dat Duitsche officieren op dàt oogenblik het stadhuis van Leuven wisten te redden van den brand, die het reeds omringde?
Was Mechelen's kathedraaltoren niet alleén getroffen omdat van die hoogte de Belgen reeds schoten...?
Ten minste, zoo wilde ik het toèn zoo gaarne beschouwen. Trots alle ingeboren antipathie, moét ons gevoel rechtvaardig blijven.
Nu is de Kathedraal van Rheims opzettelijk gebombardeerd en vernietigd.
De verontwaardiging, die door de wereld huivert, is bijna vreemd. Om honderdduizende soldaten, vermoord, verminkt, verwond is geen verontwaardiging geweest, De oorlog, hoe wreed ook, is de oorlog. Een Mörserkanon heeft het recht om een fort in de lucht te doen springen. Geen artillerie ter wereld heeft het recht een wonderbouw van kunst en geschiedenis opzettelijk te treffen.
De wereld heeft dit overal gevoeld.
De verontwaardiging, die door de wereld huivert,
| |
| |
is vreemd, omdat zij minder verontwaardigd is over honderdduizende menschelevens dan over een kathedraal. Maar hare vreemdheid openbaart ons plotseling het onbetwistbaar ideaal in de Menschheid. Zij openbaart ons onszelve.
De Duitschers hebben na hun groote Misdaad, de mindere Misdaden bedreven. Het is een mindere misdaad een kathedraal te vernietigen dan een land te verkrachten en te schenden. Maar de grootere Misdaad had een verschrikkelijke, eene grootsche tragiek, eene zoo grootsche, dat de wereld gehuiverd heeft van ontzetting, dat zij even ontzet is geweest als verontwaardigd... De mindere misdaad mist alle grootschheid, mist alle tragiek. Het is er eene, van verbittering, van teleurstelling, van wraak, van woede. De kathedraal der Geschiedenis van Frankrijk moest vernietigd worden. De kathedraal der konings-kroningen, de kathedraal van Jeanne d'Arc mocht niet meer bestaan.
Dit is geen toevalligheid meer van krijgskans, die wisselt. Dit is de barbaarsche, schandelijke razernij, die twee hooge uitstekende Gothische torens, eeuwoude bloeseming van steen, uitkiest als mikpunt van bom op bom. Niet alleén om een kathedraal te vernietigen... Om een volk te treffen in een monument zijner traditie's, in het sentiment zijner eenmaal zoo groote glorie... Dit is een onedele gruweldaad...
Laat ons rechtvaardig blijven.
Gruweldaad van het Duitsche volk? Gruweldaad van den Generalen Staf? Of gruweldaad alleen van enkele Duitsche hoofdofficieren??
Hoe het ook zij, de Wereld oordeelt eensgezind: dit is een gruweldaad van Duitschland. En wat rechtvaardigheid nog wilde leenen voor medegevoel aan de Duitsche zaak, bezwijmt voor de verontwaardiging, die zich van de geheele wereld meester maakt.
Met België te schenden heeft Duitschland zich éen onverzoenlijke vijand meer gemaakt.
| |
| |
Met de kathedraal van Rheims te vernietigen, hebben de Duitsche staf- of andere officieren over hun gehéele land de verachting van de geheele wereld opgeroepen.
Dit is misschien onrechtvaardig. Maar de Duitschers roepen zelve dan dat onrechtvaardige oordeel op. In dezen tijd van wereldkoorts oordeelt de menschheid met impulsies.
Neen, zij doen niets om zich bemind te maken. Zij doen alles, dat men hen haten gaat. Het is of zij zeggen: wij staan alleen, goed: haat ons: wij zullen sterk zijn en onverbiddelijk en zonder gevoel.
Zij vechten voor hun bestaan. Zij vielen in België om hun bestaan. Zij vernietigden Leuven, misschien, om een misverstand. Zij vernietigden Rheims' kathedraal uit bewuste verbittering.
Zij zijn gezonken, moreel.
Het is de wreed neêrbuigende lijn van hun tragiek: van de vreeslijke, gruwbare, groote Misdaad te zinken in de mindere euveldaden. Uit de zee van bloed en vuur te verzinken in het moeras van modder...
* * *
Wat zeer weemoedig maakt in dezen Oorlog, is, dat hij nergens sympathieën opwekt. Dat men smart kan hebben met de Verpletterden. Maar dat men niet mede voelt, noch met de Eenen, noch met de Anderen.
Dat men zich voelt weemoedig neutraal. En zich in dezen neutralen weemoed bewust wordt van een weemakende afkeer van allen...
* * *
In 1678 bombardeerden de Venetiërs, het in een Moskee herschapen, Parthenon.
Een volk van kunst, geschiedenis en traditie bom- | |
| |
bardeerde een monument van antieke, Helleensche beschaving.
Ik weet niet of er toèn zoo hevige verontwaardiging de wereld doorvoer om het in een stortende Parthenon als nu, om de vernietiging van de kathedraal van Rheims.
Ik betwijfel het zelfs.
Maar sedert de Wereld ouder werd, al is het maar een paar eeuwen, sedert heeft zij doorvoeld, hoe innig, hoe dierbaar, hoe veél haar geworden zijn alle dingen, die getuigen van hare traditie, geschiedenis en kunst.
Zij verteedert om die, eenmaal verlorene, nooit meer weêr te gevene, antieke dingen.
Zij wil ze zelfs in een Wereldoorlog gespaard blijven zien, op alle gronden.
De vernietiging van den Dom van Keulen zoû haar even zoo goed verontwaardigen als de vernietiging van de Kathedraal van Reims.
Zij zoû de vernietiging van den Dom van Keulen aan de Franschen nooit vergeven.
Zij zal de vernietiging van de Kathedraal van Rheims aan de Duitschers nooit vergeven.
* * *
Dit is nu wel heel veel verontwaardiging, maar...
Als de Franschen begonnen zijn met hunne kanonnen achter de Kathedraal van Rheims op te stellen en van daar te schieten...
Dan...
Dan overvalt ons de ontmoediging, ons in deze dagen eigenlijk over wàt ook te verontwaardigen...
|
|