misschien allen gelijk. Of allen ongelijk. En zij vechten, zij vechten door. Van daag wint Duitschland, morgen misschien wint Engeland. Of Rusland wint nadat Oostenrijk heeft gewonnen. Een razernij, een krankzinnigheid op groote schaal... De Czaar, zegt men, is acht dagen opgesloten geweest, heeft Wilhelm's telegrammen zelfs niet ontvangen, nooit gelezen en is gedwongen te mobilizeeren, terwijl hij eindelijk van niets wist... Waarom is Leuven vernietigd? Heulde rampzalig België reeds met Engeland en Frankrijk voor dat de Duitschers Luik bezetten??
Al die vragen van waarom? dwarrelen den godganschelijken dag door mijn suffe hersenen rond. En nu zal ik u iets heel vreemds bekennen. Ze dwarrelen door mij rond als met reusachtige vraagteekens en... ze interesseeren mij al niet meer. Het schijnt een lacune in mijn brein te worden. Hoe ik ook mijn best doe, het Heden is mij te moeilijk. De studie van het oogenblik, mijn eigen tijd nù te leven, te kennen, ìs mij te zwaar. Ik bestudeer liever een periode van het Romeinsche Keizerrijk of Isabella la Catolica en de Mooren. Dat is misschien zwakhoofdigheid, maar ik kan er niets tegen. Een doodende hoofdpijn doorsteekt mij als ik door denk over Luik, Leuven en Duitschland's oorlogskansen. Eigenlijk kan mij dat alles nièts schelen. Woû ik, dat het voorbij was. Dat een groote catastrofe gebeurde: een Aardbreuk, die alles verzwolg; een Pest, die uitbrak en de geheele Menschheid in een dag neêr maaide...
Is het de moeite nog waard te leven op deze ontzenuwend langzaam krakende wereld, tusschen deze krankzinnige volkeren?
Wat zoû het heerlijk zijn, ijl, een geest, niets meer dan een gedachte, een gevoeligheid, op te stijgen, wèg van deze aarde, naar de azuren zomernacht... Daar drijft een maan, een volle maan, die reeds vergaan is en in wier zachten glans misschien andere Gedachten,