Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever
(1977)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
V. Juni 1905-Mei 1906 (Brief 401-426)De veelbereisde, cosmopolitische auteur gaat in Den Haag eenvoudig naar de tandarts en zit begin Juli zo mogelijk nog eenvoudiger in Putten op de Veluwe. Daarna logeert hij in Hilversum en vervolgens weer in Putten. Uit deze periode dateert aanwijsbaar - in werkelijkheid moet het begin misschien al eerder geplaats worden - een briefwisseling met Dr. L.S.A.M. von Römer. Deze Amsterdamse arts heeft een jaar eerder dan juist een brochure gepubliceerd, die veel stof heeft doen opwaaien: Ongekend Leed, met als ondertitel ‘de physiologische ontwikkeling der geslachten in verband met de homosexualiteit’. Dit boekje, waarin een rede is afgedrukt die Von Römer in 1904 driemaal gehouden heeft en waarin ook een aantal reacties voorkomen op het geruchtmakende en aangevochten onderwerp - met als curieus hoogtepunt een petitie aan de Minister van Binnenlandse Zaken, door Von Römer na dit alles opgesteld en verzonden - heeft Couperus zonder enige twijfel gelezen. Von Römers warm pleidooi voor een meer menselijke houding van zijn landgenoten ten opzichte van sexuele varianten die doorgaans werden afgedaan met ‘de zonde van Sodom’, een term die de minister zelf hanteerde, heeft hem zeker een hart onder de riem gestoken. Als Couperus later aankondigt zelf ook een brochure over het hachelijke onderwerp te overwegen (brief 422), mogen wij die voor hem ongewone strijdlust waarschijnlijk wel verklaren als het voornemen Von Römer in diens strijd bij te vallen en na te volgen. Het is er overigens niet van gekomen, daar de Nederlandse kritiek over De Berg van Licht niet heel veel bijzonders in het midden heeft gebracht. Von Römer is kennelijk op de hoogte van het ontstaan van De Berg van Licht. Dit doet vermoeden, dat het Couperus is geweest, die het contact tot stand heeft gebracht.Ga naar voetnoot67 Dat Couperus langzamerhand werkelijk over allerlei levensproblemen heen is gegroeid, blijkt uit zijn rustige, niet bezorgde mededeling, dat uitgerekend deze Von Römer ‘verlangt een studie over mij te schrijven’, iets waartegen de auteur blijkbaar geen enkel bezwaar aantekent. Intussen gaat Couperus naarstig voort met het overschrijven van het manuscript: in Putten, of all places!, wat de wellustige en losbandige Syrische keizer zeker nooit had durven dromen. Eind Augustus keert Couperus via Den Haag, Gent - een bezoek aan Cyriel Buysse - en vervolgens Parijs terug naar zijn penaten in Nice. Daar wordt hij in het najaar geplaagd door drukproeven van Van oude Menschen en De Berg van Licht tegelijk. De brieven krijgen een geprikkelde toon. | |
[pagina 69]
| |
Volgens Van Booven heeft hij in de winter van 1905-1906 veel last gehad van zijn zenuwen en van influenza. Reeds de hele herfst door zijn er irritaties. Het zettersdrama, dat zich tijdens de productie van de roman Langs Lijnen van Geleidelijkheid heeft afgespeeld, wordt weer eens opgerakeld (de salon werd indertijd eigenmachtig veranderd in het salon: maar waarom verandert die zetter nú niet op eigen initiatief heiligschennes in heiligschennis?). Over Imperia en Endymion geen woord. Ziet Couperus toch op tegen het verschijnen van De Berg van Licht? Waarschijnlijk wel. Zijn schoonmoeder bij voorbeeld krijgt, voor het eerst van haar leven, niet spontaan een presentexemplaar toegezegd. Eerst wil Couperus uit zien te vinden ‘of dit boek welkom is. Je begrijpt, ik zend dit boek alleen aan personen, van wie ik zeker weet, dat ze er belang in stellen, en niet te schichtig zijn’ (brief 421): aan Dr. von Römer, om maar eens iemand te noemen. Duidelijke angst is er ook voor de literaire critiek. Zo schrijft hij in brief 422: ‘Zend mij s.v.p. zoo veel mogelijk kritieken en uitscheldpartijen. Zijn ze interessant, dan schrijf ik er na een brochure, als studie hoe een roman over homosexualiteit in Holland ontvangen wordt. Geen antikritiek, maar een placide brochure! Hier in Frankrijk is het motief een motief als een ander, maar bij ons is het natuurlijk verboden waar...’. Het valt sterk op, dat Couperus zelf zijn boek in eerste instantie niet een historische roman of een zedenroman noemt. Later verandert dat. Griep en verkoudheid tasten hem en Elisabeth zo hevig aan, dat hij zich al voorneemt de winter van 1906-1907 in Egypte door te brengen. ‘Wie weet wat voor mooie Egyptische romans je dus nog van me krijgt...’, schrijft hij (brief 422), aldus vooruitlopend op Antiek Toerisme. Maar dit boek zal pas in 1911 verschijnen, en niet bij Veen doch bij Van Holkema en Warendorf. Drie maanden lang is hij ziekig. Tegen het voorjaar komt van Java het verlossende woord: zijn schoonmoeder is bereid De Berg van Licht in ontvangst te nemen. Tegelijkertijd ontvangt zij een presentexemplaar van een boek dat zij zeker wel aardiger gevonden zal hebben, al is de titel nu niet bepaald aantrekkelijk voor een oude dame: Van oude Menschen, de Dingen die Voorbijgaan. Eind Mei 1906 breekt Couperus op uit Nice. Via Venetië reist hij naar Bagni di Lucca, om daar rustig de zomer door te brengen. Dit opbreken is niet alleen maar tijdelijk. Het appartement in de Villa Jules wordt opgezegd. De winter 1906-1907 wil Couperus, die voor Egypte vermoedelijk geen geld heeft, nu liever in Rome doorbrengen. Tegen de winter van 1907-1908 wil hij dan weer naar Nice terugkeren. | |
[pagina 70]
| |
komen wij volgende maand een paar dagen in Hilversum (om onze peetkindertjes te zien, die daar zijn.) Misschien zien we elkaâr dus daar. Het is hier nogal druk met allerlei dingen. Ik ben bezig aan de proeven der Oude Menschen.
t.à.t. L.C. | |
402[z.j.]
Amice Jammer, dat het zoo treft, maar ik heb het heel druk met allerlei dingen! - Onder het beeld van den wagenmenner het liefst: AVRIGA (auriga); dat Latijnsche woord wordt in den roman gebruikt en door een noot bekend. Neen, het beeld alleen vind ik niet goed; ik prefereer beeld met titel. Ik broei nog op de titels, niet makkelijk te vinden. Simons vraagt mij om Santa-Chiara voor zijn Wereld-Bibliotheek. Ik verwijs hem naar je. Vraag je honorarium?? Mij dunkt, dat kan wel. Ze hebben voor Sprotje van Antink ƒ 600.- betaald (dat weet ik van V.N.Ga naar voetnoot68) Bereken dus iets. Ik ben 6-14 Juli te Putten, Huize Rustoord.
t.à.t. L.C. | |
[pagina 71]
| |
van zijn tante. (Zoo spoedig mogelijk). De tekst van den Prospectus zal ik opmaken, maar je moet hem overwerken; ik geef je alleen de stof, die ikzelf anders in een voorrede geplaatst zoû hebben. Neem als fragment voor Het JaarGa naar voetnoot69 het begin; de beschrijving van den tempel in den nacht, bv: van bl. 1- tot en met 6. en schei dan uit na de kreet: ‘Bassianus...!’ Wij blijven hier tot 20 Juli, en gaan dan terug naar Putten, Rustoord; het is daar heerlijk op de Veluwe. Blijf de drukproeven doorzenden naar Putten. Ik zal stof prospectus zoo spoedig mogelijk zenden.
Steeds t.à.t. L.C.
Ik zend spoedig het Slot van deel I. | |
405Hilversum
Amice. Ik zend je: I. het slot van het Eerste Deel. II. De afdrukken. Kijk eens, die bustes moeten bijna alle in het begin komen, om en bij bl: 26-27, daar waar sprake van de heeren is. Maar vindt je dat nu een leelijke verdeeling, begin dan met de grootpapa, Septimius Severus bl. 26-27, en verder verspreid de vier anderen door het Iste deel heen. Er zijn dan 5 in deel I. 4 in deel II (twee die je al hebt, en de twee nieuwe) En 3 in deel III. Ik zend je (als ik ze er niet zelve uit kan lichten) een boekje van Dr. v. Römer,Ga naar voetnoot70 die zoo vriendelijk is mij toe te sturen een mooi portret van het keizertje en eén van zijn tante [om] er uit te nemen. (Het boekje netjes houden en dadelijk aan mij terug zenden, als ik ten minste je niet de portretten zonder meer zend.) Die zijn dan voor deel II.- III. Prospectus, door mijn vrouw met mijn hulp opgemaakt; je mag er nog wat bij maken als dat noodig is. (N.B. Deze verzend ik nog niet, komt morgen denk ik, klaar). | |
[pagina 72]
| |
IV. Brief van Dr. v. Römer. Hij verlangt een studie over mij te schrijven; zend hem als prezentex: Wat je missen kunt: ik laat dat over aan je eigen oordeel. Hij is heel aardig om ons uit zijn boek die twee bustes te laten knippen. Ik ga nu weêr aan de proeven, en aan deel II. Denk er aan dat er ook noten komen achter ieder deel; ik zal die zenden langzamerhand. 20 Juli, adres Putten.
Steeds t.à.v. L.C. | |
405aTekst van het voor L.J. Veen in 1905 geschreven prospectus.Ga naar voetnoot71 De roman van Heliogabalus, Helegabalus, Elagabalus (alle die namen hebben recht van bestaan) speelde mij reeds tien jaren lang door den geest. Van af het eerste oogenblik, dat ik de ruïnes van Rome zag. De keizerstijd van 2de en 3de eeuw na Chr. is zoo mooi te evoqueeren tusschen die ruïnes. Iedere tourist die Forum en Palatijn heeft gezien met eenige aandacht, zal het décor van de scène der aanbidding van 's keizers beeltenis (einde Eerste Deel) zich goed kunnen voorstellen... Tusschen de keizers heeft mij het meest altijd getroffen de figuur van het mooie zonnepriestertje, dat tot keizer werd uitgeroepen, omdat het Leger verliefd op hem was en omdat hij zoo mooi kon dansen. Het was een antieke ziel, zoowel van éen persoon, als van een geheele Menigte, die ik me moest denken. Dat scheen mij heel interessant. Maar ik dacht telkens, gedurende al die jaren: ik ben geen érudit, een ‘historische roman’ te schrijven is niets voor mij... Toch liet de idee mij niet los, kwam telkens weêr terug... Ook dacht ik: het boek is niet een boek voor een Hollandsch publiek... En ik schreef het niet... Toen las ik l' Agonie van Jean Lombard (dezelfde periode). Gedurende die lectuur dacht ik: Nu schrijf ik zeker mijn boek niet: het is al geschreven en mooier dan ik het doen kan... Maar na de lektuur dacht ik: neen; Lombard geeft den roman van Rome in dien tijd, en niet den roman van het keizertje; niet de ziel van het priestertje, dat zoo mooi dansen kon. En zoo ben ik er toe gekomen het boek te schrijven, en die ziel te geven, zoo goed ik kon. Bronnen waren Herodianus en Lampridius; voornamelijk Herodianus geeft een kort verhaal; Lampridius heel veel détails. Beiden keuren af, kritizeeren, veroordeelen, zonder eenige zielkundige analyse. Maar de détails van Lampridius (vermoedelijk vele waar) zijn interessant en de ‘ziel’ schuilt er achter. Ik vind achter de drooge opsomming van allerlei trekjes de ziel van het jonge priestertje: | |
[pagina 73]
| |
Eerste pagina van het door Couperus geschreven prospectus voor De Berg van Licht
| |
[pagina 74]
| |
Aziatisch (geen Romeinsche ziel) (hij was ook geen Romein); heel vroom (aan de zon), bijna dweepziek, ingewijd in de Mysteriën der Magiërs en de geheime wetenschappen der Kabbala; een vrouwelijke ziel in een bizonder schoonen mannelijken vorm, zoo dat de Magiërs in hem zagen de illuzie van de weer op aarde geïncarneerde Man-Vrouw; zoo bekoorlijk en innemend in al zijn uitingen, dat een geheel Volk, een geheel Leger van ruwe soldaten hem aanbad; geniaal in zijn danskunst, in het spreken van talen (zoodra hij Keizer was, oefende hij zijn Latijn en sprak het dadelijk zuiver); zoowel vroom in zijn godsdienst, als dol vroolijk van kinderlijke jeugd... Nog tal van schakeeringen meer, die telkens een nieuw facet laten vonkelen... Het lachte mij toe, dat alles te geven, vooral omdat ik de eerste zou zijn, die Helegabalus zoo opvatte. Niemand die over hem schreef, of hij heeft hem gelasterd, zelfs Lombard. Het jongetje was een bedorven Kind en zeker hysteriesch in zijn man-vrouwelijkheid, maar hij was niet enkel ‘liederlijk’ en meer niet. Hij was geniaal, en artiest in alles wat hij deed. Hij is de laatste weerschijn van de Antieke Schoonheid en de Antieke (Egyptisch-Chaldeeuwsche) Wijsheid. Wie zegt ons, dat de quintessens van zijn godsdienst niet zuiverder is dan die van het Christendom?... De Zwarte Steen is symbool (voor het volk) van de Zon, die zelve symbool is (voor den priester) van het Licht, (dat weer symbool is, voor de Magieërs en Ingewijden, van den onuitsprekelijken God). Er schuilt een diepe mystische Wetenschap achter dat alles, en vermoedelijk hebben onze latere Christelijke Eeuwen heel veel verloren, vergeten, verwaarloosd, van wat de ‘heidenen’ reeds zuiver, niet ‘geloofden’, maar ‘wisten’. Onze modernste wetenschappen, ze waren den Magieërs bekend. Helegabalus (de jonge keizer genoemd naar den God) was opgevoed in die mystische kennis. Wat wij alleen als ‘liederlijk’ en ‘immoreel’ beschouwen, was in den Zonnedienst even natuurlijk, gewoon en lofrijk, als op dit oogenblik, voor den Roomsch-Katholiek, het opdragen van de Mis... Dit alles is geen idealizatie van mijn hoofdpersoon; het is alleen zielkundige eerlijkheid, die recht laat wedervaren... Mijn boek is een boek voor enkelen, zonder vooroordeelen van godsdienst en vooropgestelde moraal. Zij, die vooroordeelen hebben, doen beter het niet te lezen, want ze zullen ge-ergerd worden; en waarom een roman te lezen, als het boek geen genoegen geeft, artistiek of psychologisch genoegen?’... | |
406[20.VII.05]
Amice. Ik zoû het jammer vinden als de twee nieuwe portretten niet gingen: kunt gij ze niet eerst laten fotografeeren, wordt het dan niet hetzelfde?? Maar ik heb geen verstand ervan: ge moet dus hierin handelen zoo als gij meent. Het zijn echter twee mooie portretten. Prospectus zend ik spoedig. | |
[pagina 75]
| |
Ge zijt heel royaal geweest met v.R.: alles te geven hoefde natuurlijk niet, maar ge zult het wel niet missen en maakt hem gelukkig.
t.t. L.C. | |
407Putten
Amice Zend mij nog s.v.p. 1 ex: Wereldvrede. 1 ex: Dionyzos. 1 ex: Stille kracht. aan bovenstaand adres s.v.p.! De Prospectus is nog niet gereed... de vrouw werkt niet zoo heel gauw!! Ik wacht nu de andere proeven van Deel I. Veel pleizier op de vaartocht!Ga naar voetnoot72
L.C. | |
408[23.VIII.05]
Amice Zend mij nog zoo spoedig mogelijk revizie en proef: wat zijn ze weêr aan het teuten: zeker krijg ik op een goeden dag alles weêr tegelijk!! Zend ook proef van dat prospectus, hoor, want ik moet het beslist nazien. Hoe staat het met de zincografieën? Is er niet een ander procedé? Ik vertrek naar Parijs, maar wanneer weet ik nog niet; zend maar hierheen, Putten.
t.à.t. L.C.
Je ontving toch wel copie IIde Deel? Ik zend dezer dagen weêr copie. | |
[pagina 76]
| |
409[31.VIII.05]
Amice Ik wilde je juist schrijven; ja, die twee portretten zoû ik maar niet er bij doen; ze geven waarlijk niets weêr en de uitdrukking, waarom ik ze had willen geven, is totaal weg! Het spijt mij, dat het je geld kost, maar waarom ook zoo vlug papier besteld etc. Ik had de reproductie toch heelemaal nog niet gezien! Ik ga zoo straks weg, 3 dagen in den Haag (Hôtel Panier); 3 dagen bij Buysse (Afsné, Gent) van 3 tot 6 Sept; dan naar Parijs en terug naar Nice. Ik hoop te Nice te zijn ± 10 Sept, op zijn laatst 15 Sept. Liefst had ik gedurende den tusschentijd niets, geen proeven etc. Na 15 Sept. ben ik weêr tot je dienst. Zend mij dan ook de Onze kunsten, wil je? Naar Nice natuurlijk. Het is hier al najaar!
t.à.v. L.C. | |
411Nice [19.IX.05]
Amice. Ik ben terug tusschen mijn Penaten. Ik zend je dadelijk vel 11, deel I, dat achterbleef. Het eerste deel kan nu geheel afgedrukt worden, niet waar? Moge de God Helegabalus maken, dat er geen drukfouten in blijven staan!! - De fotografieën en onderschriften zijn in orde. - Terecht!!!Ga naar voetnoot* Nu ik thuis ben, zal alles weêr geregeld gaan en zal ik voortmaken.
Steeds t.à.t. L.C.
Ik mis wel vel 7 en 8 der afgedrukte vellen. Ik zal de Oude Menschen nog wat laten wachten, niet waar: alles kan niet tegelijk en ik heb heusch mijn heele kop noodig bij Helegabalus! | |
[pagina 77]
| |
412[28.IX.05]
Amice. Ik zend u slot Tweede Deel. Laat nu ook voortmaken met de proeven, want ik kreeg er geen meer, en heb liever zoo veel mogelijk tegelijkertijd, opdat ik geen rare dingen laat staan. Ook verwacht ik het slot Eerste Deel afgedrukt: niet vergeten mij dit zoo spoedig mogelijk te zenden, voór zij ingenaaid of gebonden zijn, hoor! 1 Dec. hebt gij het Derde Deel ook, eerder niet, denk ik.
Steeds t.à.t. L.C. | |
413[30.IX.05]
Amice. Ze vervelen me met die proeven van de Oude Menschen, waar ik toch op het moment mijn hoofd niet bij heb. Trouwens, vel 11 en vel 12 ontbreekt daarvan: ik heb die niet gekregen (misschien verloren geraakt: de post hier is heel slordig). Laat nu voortmaken met De Berg van Licht, want ik ook woû er meê gedaan hebben en er komt niets meer. Noch afgedrukte vellen (die ik absoluut zien moet,) noch proef. Ik ben nu bezig aan het Derde deel te copieeren.
Steeds t.à.v. L.C. | |
414Nice [2.X.05]
Amice Nog steeds heb ik niet in mijn bezit de laatste afgedrukte vellen van Deel I. Het is vervelend, dat er zoo meê getalmd wordt, terwijl ik er telkens en telkens om vraag. Er wordt vrij goed afgedrukt, maar toch blijven er - met al mijn zorg - nog leelijke dingen staan. Het schijnt niet anders te kunnen, ook al vroeg ik 10 revizie's! Nu weêr bl. 172, regel 4 koppen voor knoppen. Dat moet met een erratum verbeterd worden, achter, want het is te dol. Misschien vind ik nog meer. Dan zullen wij een lijstje maken. Ik merk nu waarom een Fransche auteur altijd een secretaris er op na houdt! Ik kàn een boek als dit niet heelemaal alleen doen. Enfin, dan maar mèt drukfouten. Zend nu spoedig de laatste vellen: ik bezit ze tot en met vel 11.
t.t. L.C. | |
[pagina 78]
| |
415Nice.
Amice. Steeds wacht ik te vergeefs op wat ik vraag: de afgedrukte vellen van het Eerste Deel, de laatste: ik bezit ze tot en met vel 11; de rest kwam niet in mijn bezit. Ik wil die vellen hebben om mogelijke errata aan te wijzen: zoo als ik je schreef: knoppen moet voor koppen aangewezen worden. Voor dat ik nu dat slot Eerste Deel heb, zend ik geen letter, en geen proef meer. Want het gaat mij vervelen. Het is mogelijk, dat ze weg zijn geraakt, onderweg, maar ik vraag er nu al drie malen om, zie er iederen dag naar uit, en ontvang niets. Ik maak dus ook grève, tot ik ze heb. Merci voor de zending aan Scheurleer.
t.t. L.C. | |
[pagina 79]
| |
zond toch bijna het geheele derde deel. Het slot volgt spoedig. - Over het algemeen ben ik niet erg tevreden over het afdrukken. Ik besteed veel zorg aan proeven en revizie, maar waarom bestaat er een corrector bij de drukkerij als hij laat staan: heiligschennes (wat natuurlijk een suffigheid van mij was.) In der tijd werd in een roman overal de salon veranderd in het salon... en deze keer worden er zelfs zulke fouten niet verholpen, die ieder verstandig mensch begrijpt dat schrijffouten zijn, vooral omdat elders heiligschennis voorkomt! Enfin, een boek schijnt niet zonder fouten te kunnen verschijnen, maar het is heel vervelend.
t.à.t. L.C. | |
419Nice [11.XI.05]
Amice. Ik zal de afgedrukte vellen zorgvuldig nazien, en dan Errata opmaken, voor het derde deel. Ik vind wel, dat de corrector even een briefkaart kan schrijven als hij iets ziet: waarom is hij er anders? Ik apprecieer natuurlijk zijn eerbied, maar ik kan ook wel eens suffen en rare dingen laten staan. - Enfin, we zullen nu een lijstje maken, voor achter Deel III, tegelijk met een lijstje van de Romeinsche keizers, die genoemd worden in den roman. Dat is gemakkelijk voor den lezer.
t.t. L.C. | |
420[23.XI.05]
Amice. Ik zend je per grande-vitesse een hoop manuscripten: Kleine Zielen, Dionyzos, Berg van Licht (twee deelen, het derde deel krijg je later); je hebt er altijd naar verlangd; welnu, ik hoop, dat ze nu spoedig in je bezit zijn! Het speet mij, dat ik het pakket niet kon laten frankeeren, maar dat ging niet; de kosten moesten in Holland betaald worden; had ik het geweten, dan had ik er 2, 3 postpakketten van gemaakt. Nu verzond mijn gedienstige het ongefrankeerd; waarvoor dus mijn excuzes!
Steeds t.à.t. L.C. | |
[pagina 80]
| |
Den Heer W. WeynaendtsGa naar voetnoot73 van Resandt Arnhem. 19 Parkstraat Dr. L.S.A.M. v. Römer Amsterdam. Neen, niet aan mijn schoonmoeder, Mevr. Baud, vóor ik weet of dit boek welkom is. Je begrijpt, ik zend dit boek alleen aan personen, van wie ik zeker weet, dat ze er belang in stellen, en niet te schichtig zijn. Ik zal nu voortmaken met het derde deel. Ben wat lui den laatsten tijd, maar ze zeuren ook met de proeven: ik zie liever na als ik alles heb.
t.t. L.C. | |
422Nice [z.j.]
Amice, Onze huisdokter zegt steeds, als wij hem eens laten komen, en hij gaat tevreden en optimistiesch van zijn patienten weg: Continuez, mes amis, continuez! Zoo zeg ik ook, na onze hartelijke wenschen voor het geluk van de nieuwe wereldburgeres,Ga naar voetnoot74 tot U beiden: continuez, continuez! Hier is het mooi weêr, stortregen, mooi weêr, stortregen... Met dat gevolg dat grippe en influenza heerschen en wij beidjes al tol betalen. Beroerde boel! Ik ben liever een week flink ziek, dan dat gezeur in je lichaam, dat je afmat en toch niet in bed of thuis doet blijven. Ik ben overtuigd, dat je mijn arme neef Frans, die mij zoo goed met mijn Latijn hielp, geen prezentex: hebt gezonden. B.M. Vlielander Hein is papa, wien je op eigen houtje zondt: F.E. is de zoon, student, praeses van het Leidsche Corps. Maak gauw dat goed: het spijt me, dat er vergissing is geweest. Adresseer: Leiden, Rapenburg. Het bandje, beste kerel, is niet mooi. Het is zelfs niets, dezen keer. Ik dacht, dat we een klein medaillon, met figuurtje auriga in goud zouden krijgen?? Ik zal nu mijn exemplaar in Rome maar laten inbinden, perkament en goud, volgens het Romeinsche model, waarin ik ook mijn klassieken heb. Zend mij s.v.p. zoo veel mogelijk kritieken en uitscheldpartijen. Zijn ze interessant, dan schrijf ik er na een brochure, als studie hoe een roman over homosexualiteit in Holland ontvangen wordt. Geen antikritieken, maar een placide brochure! Hier in Frankrijk is het motief een motief als een ander, maar bij ons is het natuurlijk verboden waar... | |
[pagina 81]
| |
Tekening door R. Gockinga, geïnspireerd door De Berg van Licht
| |
[pagina 82]
| |
Ik wacht nu revizie derde deel, en zal die spoedig terugzenden.- Wij denken volgenden winter niet meer hier in te huren. Zes jaren winterverblijf Nice is voor ons, vagebonden, genoeg. Zetten den boel op zolder en gaan er van door, naar Egypte. Wie weet wat voor mooie Egyptische romans je dus nog van me krijgt... als je ten minste me niet moê wordt!! Adieu, amice, heel veel hartelijks van ons beiden aan U beiden, en moge alles goed gaan!
t.a.v. L.C. | |
423[z.j.]
Amice. Hierbij de kwitantie geteekend terug; dank voor de geregelde toezending. Vergeef mij, dat ik niet eerder zond, maar daar ik al sedert drie maanden niet wel ben, blijft alle correspondentie etc. liggen. Ik kan ook niet de proeven nakijken. Trouwens, haast zal er wel niet bij zijn.
t.à.v. L.C. | |
424[z.j.]
Amice. Ik weet niet wanneer je de Oude Menschen wilt laten verschijnen, maar ik woû je zeggen: zend mij niet meer dan 1 ex. gebonden, ter inzage; ten minste als het boek verschijnt na 15 Mei. Ik breek van hier op, en wij blijven eenigen tijd reizende, en dan moet ik rekening houden met mijn bagage, en kan geen onnoodige boeken velen. Schrijf en zend intusschen naar dit oude adres, van waar men alles zal opzenden. Prezent ex: van Oude M.; alleen aan Jhr. J.H. Ram, Zeist, en Mevr. R. Baud-Steenstra Toussaint ten huize Hoog Ed.Gestr.Heer J.R. Couperus. Rezident te Djokjakarta Java. aan wie ge ook De Berg van Licht kunt verzenden (aan Mevr. Baud). Ook zoû ik je willen vragen mij voortaan maar niet meer Onze Kunst te zenden; heel belangrijk vind ik het werk niet, en het vult maar mijn koffer.
Geloof mij t.à.v. L.C. | |
[pagina 83]
| |
|