Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever
(1977)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| ||||||||||
X. April 1899-April 1900 (Brief 216-225)In het literair zo vruchtbare Indische jaar heeft Couperus niet veel brieven aan Veen geschreven. In Tegal, waar hij logeerde bij zijn zuster Trude en haar man, de resident Valette, ontstond tussen Juli en October 1899 de in Den Haag al voorbereide roman Langs Lijnen van Geleidelijkheid, een boek dat Couperus merkwaardigerwijs een zedenroman noemt. Zijn zwager werd juist in die tijd overgeplaatst naar Pasoeroean. Daar begon Couperus aan De Stille Kracht. Couperus heeft reeds plannen voor dit laatste boek, als hij pas op een vierde van het eerste is. De oorzaak van dit vlugge schrijven is, als steeds, geldgebrek. Couperus vraagt op Langs Lijnen van Geleidelijkheid een groot voorschot, lang voor het boek af is. Hoe hard hij aan deze roman gewerkt heeft, blijkt uit het feit, dat hij eerst hoopt hem met Nieuwjaar af te hebben (brief 218), om dan in de volgende brief te melden, dat hij voltooid is. Dit betekent, dat hij drievierde van het boek in 36 dagen heeft geschreven. Uit de brieven 218 en 219 blijkt voorts, dat zijn zwager verantwoordelijk is voor een groot aantal technische gegevens die mede het skelet van De Stille Kracht vormen. Couperus vindt dat kennelijk lichtelijk gênant, hij verklapt dit belangrijke feit slechts sub rosa. Voor het schrijven van de tekst trekt hij 2 1/2 à 3 1/2 maand uit, een termijn die later zal blijken iets uit te lopen: in April schrijft hij uit Nice, dat nog slechts het laatste hoofdstuk ontbreekt. Ziekte is mede de oorzaak van de vertraging. Het verblijf in Nice bevalt het echtpaar blijkbaar zo goed, dat zij er in April al een appartement huren voor het najaar: dat wordt dan de Villa Jules, propriétaire Madame Arbogast, Avenue Saint Maurice. | ||||||||||
216Meester Cornelis.
Waarde Heer Veen De proeven in orde ontvangen. Ze zijn me uit Genua nagestuurd; ik zal nu beginnen ze na te zien. Ik dacht erover in plaats van de lezingen (van Fidessa) te houden, de novelle eerst te laten verschijnen in een Indische courant, zoû U daar iets tegen hebben? Ik vermoed van niet: in Holland zoû men dat toch niet dan bij hooge exceptie lezen.- Gustaf Uddgren (de fameuze roeier) vertaalt al sedert jaren Noodlot en vraagt nu photo's en ‘bizonderheden’.Ga naar voetnoot143 Ik heb niet veel lust in de opgave van die bizonderheden, maar zoû U hem een briefkaart willen schrijven, dat ik in Indië | ||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||
ben, en hem tevens een afdrukje van het portret uit Illuzie of dat van Haverman zenden? Zijn adres is
c/o Svenska Dagbladet. Stockholm.
Wij genieten van een heerlijke warmte, na een zeer voorspoedige en prettige reis en zenden beiden U onze hartelijke groeten.
Steeds Uw dw. Louis Couperus | ||||||||||
217Tegal.
Waarde Heer Veen. Hierbij de proeven: ik hoop, dat ze niet te lang getraîneerd hebben. Revizie is nog noodig: zend die gauw, dan zal ik ze weer gauw terugzenden. Wij blijven hier langen tijd, adres: Hoog Ed. Gestr. Heer G. Valette, Rezident van Tegal. Van lezing of plaatsing Indische courant komt nog niets: voor het eerste ben ik te lui; en de Locomotief wou mij maar ƒ 210- geven: ridicuul weinig voor die courant. Dus dan maar niet. Onze reis is heel mooi, maar ... heel duur: kunnen er dus eens 2de drukken verschijnen, denk dan aan je armen auteur! Wij logeeren hier nu verrukkelijk bij mijn zwager en komen wat op adem: het kost je verbazend zoo een Indische reis. Vele groeten van mijn vrouw en steeds gaarne
Uw dw. Louis Couperus. | ||||||||||
218Passoeroean
Waarde Heer Veen. Ik verzond U een telegram uit Blitar, om af te drukken. Recensies ontving ik nog niet: ik las gaarne het artikel van Kloos.-Ga naar voetnoot144 Jerôme ontvingen wij: de Engelsche | ||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||
Familiefoto, genomen in de tuin van het residentiehuis te Pasoeroean. Van rechts naar links: Elisabeth Couperus, Louis Couperus, zijn schoonmoeder mevr. J. Baud-Steenstra Toussaint, zijn zwager W. Baud, zijn schoonzuster W. Wijnaendts van Resandt-Baud en zijn zwager W. Wijnaendts van Resandt.
| ||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||
namen zijn nog wel eens geradbraakt bij laatste correctie of overdrukken. Er hoeven geen presentex: daarvan verzonden te worden. Fidessa zou ik gaarne gezonden hebben aan: 1. Mr. J.R. Couperus Den Haag. 2. Mevrouw R. Baud-Steenstra Toussaint Gabroe, Blitar, Java 3. Mej. Minta Baud adres Dr. Versteeg, Barneveld. 4. Jhr. J.H. Ram Luit. Grenadiers Zeist 5. D'rière Brnesse Taets van Amerongen. adres Drière Brnesse van Lawick. Lausanne. 6. Frans Netscher, Rotterdam. 7. Prof. J. ten Brink, Leiden.
Aan mij gaarne 5 gebonden exemplaren. In de 7, die U verzendt, zou ik gaarne geschreven hebben: ‘Van den Schrijver’. Wie maakt den band van Fidessa?Ga naar voetnoot145 Zult U bij het overdrukken zorgen, dat de advertenties niet oogenblikkelijk volgen op de laatste bladzijde, maar dat er wit tusschen is. Dan zou ik U gaarne nog over iets schrijven: ik ben tegenwoordig druk aan het schrijven van een grooten ‘roman de moeurs’, spelende in Italië; de hoofdpersonen Hollanders.Ga naar voetnoot146 Het werk vordert goed, en zal een omvang hebben als ‘Metamorfoze’. Ik vermoed, dat het begin Nieuwe Jaar klaar zal zijn, en wilde het eerst in de Gids plaatsen. De titel is nog niet bepaald. Nu zou ik U willen vragen: kan en wil U mij het honorarium van dit werk nog dit jaar geven? Wij zouden het kunnen stellen 1ste druk ƒ 2500.-, als Metamorfoze? Zou het mogelijk zijn, dat U mij, in termijnen naar Uwe verkiezing vóor 1 Jan. deze som bij Scheurleer zondt? Ik ben argent-court, en alles gaat slecht! Trouwens, in Indië klaagt iedereen: ambtenaren, suiker- en koffieplanters etc! U zou mij er zeer mee verplichten. De roman is 1/4 voltooid. Kan U het niet doen, dan begrijp ik dat natuurlijk wel, en verzoek U mij in dat geval mijn indiscretie te excuzeeren. Maar als U er kans toe zag, zou het mij een groote dienst doen. Ook heb ik zeker het plan een Indische roman te schrijven uit de ambtenarenwereld,Ga naar voetnoot147 en mijn zwager, de heer Va- | ||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||
lette, Rezident van Passoeroean, en die zeer veel van litteratuur houdt en vroeger ook wel eens geschreven heeft, zal mij helpen aan alle gegevens, die ik noodig mocht hebben. Maar dit gebeurt pas later en is nu ook nog een geheim: spreek er dus niet over. Zend U mij de contracten Fidessa en vul dan in wat U denkt voor de volgende edities.-
Steeds gaarne Uw dw. L.C. | ||||||||||
219Passoeroean
Waarde Heer Veen. Wij werden zeer verrast met de goede tijding, die U ons zond, en feliciteeren U beiden hartelijk met Uw engagement.Ga naar voetnoot148 Wees verzekerd, dat wij het bericht met belangstelling ontvingen en dat wij U uit een vriendschappelijk hart alle goeds toewenschen. Wij hopen einde Februari naar Europa terug te gaan en dan zal het ons een groot voorrecht zijn U persoonlijk te feliciteeren en de kennis te mogen maken met de aanstaande Mevrouw Veen. Ik ben druk aan het werk. Mijn roman: Langs Lijnen van Geleidelijkheid is af, en naar ik uitreken, wel ongeveer zoo omvangrijk als Majesteit geworden. Ik ben er wel over tevreden en in de familiekring, waarin ik hem voorlas, was de kritiek gunstig. Het is een boek, dat vooral in het midden, vooral aan het einde in kracht toeneemt. Enfin, U zal wel zien: zoodra het werk is overgeschreven, zal ik U het ter lezing zenden: wil U daarna het M.s. aan den heer Van Hall zenden, voor de Gids. | ||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||
Zooals ik U schreef, zou U mij bepaald een dienst doen zoo U kans zag mij het honorarium voor dit werk als voorschot te geven. Laten wij het houden op de condities van Metamorfoze: ƒ 2500, eerste druk, 1800 volgende drukken. Het is echter geloof ik, grooter dan Metamorfoze, maar ik ben hier blij om, want ik heb U wel eens teleurgesteld met mijn berekeningen van omvang. Indien U mij dus, het zij in eens, het zij in termijnen die ƒ 2500, kan geven, zou ik U zeer verplicht zijn. Ik ben nu begonnen aan mijn Indischen roman uit de ambtenaarskringen, die ik - onder ons gezegd en gebleven - schrijf onder auspicien van mijn zwager, de heer Valette, die mij als rezident kan controleeren dat ik geen blunders maak. Ik schrijf er iederen dag geregeld aan - trouwens het leven is hier zoo rustig, men kan wel niets anders doen dan werken. Het begin voldoet mij wel, en ik hoop het boek af te hebben in Febr. voór wij terugkeeren. Ik zoû dus voor 1900 twee romans voor U hebben als U het niet te veel zegen vindt! Anders moet het werk maar wachten. Verder geen reden tot meer. Laat mij U nog eens met een hartelijken handdruk gelukwenschen en geloof mij, na vriendelijke groeten, ook van mijn vrouw
Uw dw. Louis Couperus. | ||||||||||
220Passoeroean
Waarde Heer Veen. Een paar dagen geleden ontving ik Uw schrijven, ik dank U zeer voor de overmaking van ƒ 2500 aan Scheurleer en Zoonen. Daarmeê is mij dus voldaan de uitgave 1ste druk van den roman: ‘Langs Lijnen van Geleidelijkheid’. Die Indische roman vordert goed en ik hoop het werk af te hebben vóor wij in Febr. Indië vaarwel zeggen. Een kleine novelle voor het voorjaar zal ik echter niet voor U hebben: de Indische roman zal wel al mijn tijd in beslag nemen tot en met Januari; en daarna vangt onze reis aan. Wat de geïllustreerde uitgave ‘Majesteit’ betreft, zoo zal ik mij, om ze mogelijk te maken, gaarne tevreden stellen met het gewone honorarium der 2de en volgende drukken. Wat een bloemlezing betreft, is alles goed wat U voorstelt, en laat ik het geheel aan U over wat U mij hiervoor geven kunt. Het contract Fidessa is zeker te Genua bij den agent van den Nord-Deutschen Lloyd verloren gegaan: ik heb die contracten nooit ontvangen. U zal mij wel bij gelegenheid een paar exemplaren 2de druk Psyche zenden, niet waar?
Intusschen steeds gaarne Uw dw. Louis Couperus. | ||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||
221Meester-Cornelis.
Waarde Heer Veen. Het is den laatsten tijd zoo roezemoezig geweest, dat ik niet meer weet of ik U al de ontvangst meldde van Fidessa en Psyche. Onlangs ontving ik de kritieken: het doet mij pleizier, dat Fidessa goed ontvangen wordt. Wij repatrieeren 2 Maart, met den Franschen mail: schrijf en zend mij dus maar niets meer, voór ik U weer een adres meld. De Indische Roman: De Stille Kracht zal vermoedelijk wel nog voor ons vertrek afkomen. Ziet U er niet tegenop, zoowel de Lijnen van Geleidelijkheid als De Stille Kracht beide dit jaar uit te geven? Zoo niet, dan zou ik U willen voorstellen mij te verplichten met het honorarium, dat wij ƒ 2500- eerste druk, kunnen stellen, te zamen met de ƒ 1000- voor de prachteditie Majesteit, waarover U mij schreef, dus ƒ 3500- in enkele termijnen (naar Uwe verkiezing) bij Scheurleer te storten. Zou U dan ook de contracten willen opmaken (ook van Fidessa, daar dit contract zeker is verloren gegaan: ik heb het nooit ontvangen. bv. in dezen geest wat de volgende drukken betreft:
Maar zooals ik zeg, zend mij nog niets, voór ik U mijn adres zend. Gaat U al gauw trouwen?
Met ons beider hartelijke groeten Uw dw. Louis Couperus.
Gaarne ontving ik nog 2 presentex: 2e druk Psyche, in Den Haag, bij Boelen.- | ||||||||||
222Batavia.
Waarde Heer Veen. Ik kan niet anders denken dan dat ik gesufd heb, maar daar vind ik eindelijk het contract ‘Fidessa’!! Alles is dus in orde: vergeef mij, dat ik het totaal vergeten was!! Wij gaan 2 Maart met de Fransche mail terug; en zijn vermoedelijk 25 Maart in Marseille. U kan mij dus zoonoodig daarheen schrijven: adres Messageries Maritimes, passager, à bord du Polynésien. Wij blijven eerst nog wat in Nice, en komen dus midden April in Holland. De Indische roman is niet klaar gekomen maar toch bijna: het is den laatsten tijd | ||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||
Contract betreffende De Stille Kracht
| ||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||
te onrustig om te schrijven. Ik hoop echter in Holland het boek vlug af te schrijven: het zijn alleen nog de laatste scènes. Spoedig tot ziens en steeds gaarne
Uw dw. Louis Couperus. | ||||||||||
223Nice
Waarde Heer Veen. Wij zijn terug in Europa na een vlugge zeereis, maar van Port-Saïd af ellendige wind en schommelzee! Ik voel mij beroerd, heb gisteren een hevige aanval malaria gehad, en ben mijn kamer nog niet uitgeweest. Enfin, dat zal wel weêr luwen. Vooreerst blijven wij hier aan bovenstaand adres: schrijf mij dus en zend mij wat U heeft. Ik hoop hier De Stille Kracht af te maken, het contract Fidessa heb ik gevonden!!! Vergeef mij dat ik zoo gesufd en gesoesd heb en schuif het op rekening van de zon van Java. Die van Nice laat een mensch meer leven. Apropos, ik hoor, dat er een pamflet van Querido in Nederland over mij stond:Ga naar voetnoot149 is dat zoo, zend het mij dan maar niet, want ik lees die pamfletten niet. In Indië, door de Indische Revue werd ik eerst allerliefst ontvangen, geintervieuwd, etc., maar toen ze vonden, dat ik niet beminnelijk genoeg was met kennismaken, handjes geven, lief zijn, en ik weet heusch niet wat nog meer, zijn er langzaam aan pamfletten ingekomen, over mij: ik las ze maar niet. Dat vind ik wel zoo eenvoudig. En nu adio, laat mij eens van U hooren en wees door ons beiden hartelijk gegroet.
Steeds Uw dw. Louis Couperus | ||||||||||
224Nice
Waarde Heer Veen. De Lijnen zijn reeds lang klaar; aan de Stille Kracht ontbreekt alleen het allerlaatste hoofdstuk. Als wij beiden niet met influenza, malaria etc. gesukkeld hadden, was alles reeds lang klaar, gecopieerd en verzonden: nu heeft mijn vrouw geen kans gezien over te schrijven en reizen de romans in de koffers meê: erg vervelend, want zoo een unicum van mijn kriebelpoot zou ik niet gaarne verliezen. | ||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||
Wij keeren half April naar Den Haag terug: dan hoopt mijn vrouw spoedig alles te copieeren en hoop ik, dat de Lijnen van den zomer in de Gids zullen verschijnen, en zoo spoedig mogelijk daarna de Indische roman. Ik voel mij veel beter, maar onlangs was het weêr mis: malaria! Enfin, de chinine volgens régime Koch moet het in orde maken. Ik zal U zeer verplicht zijn als U de ƒ 3950 (want herdruk Fidessa, volgens het contract, dat ik in mijn gesuf genieerd heb is ƒ 450.) in 3 mnd: termijnen wilt storten. Zend s.v.p. de ex. Psyche maar naar Den Haag, Boelen. De recensies krijg ik zeker wel met een andere post: laat Querido's pamfletten maar achterwege: ik lees ze niet, zelfs al komen ze mij onder oogen, gaan ze ongelezen in het vuur. Als de Lijnen innemen de nummers Juni, Juli en Aug. en - zoo de Gids het niet des Guten zu viel vindt - Sept en Oct voor de Stille Kracht, zou U alles kunnen hebben nog voór St. Nicolaas: anders de Lijnen in alle geval. Ik zal dadelijk van Hall schrijven.
Hartelijke groeten en steeds Uw dw. Louis Couperus. | ||||||||||
225Nice
Waarde Heer Veen. Ik zoû, om U ten dienste te zijn, gaarne een opoffering willen doen, maar waarlijk, dit gaat niet. Als de Stille Kracht niet in De Gids zoû verschijnen, zoû ik een verlies hebben van een kleine ƒ 1000.-, en dat in een jaar, waarin ik helaas, groote lasten heb. Want reizen in Indië is, trots alle gastvrijheid, schreeuwend duur; ziek zijn is er ook een luxe - zoodat op het moment de minister van financiën zijn hoofd schudt. Van Hall had gaarne in Mei al een begin gemaakt met Langs L.v.G., dus Mei, Juni, Juli - dan een maand rust; en dan zou De Stille Kracht verschijnen in Sept. en Oct. Zoû U niet de beide romans tegelijkertijd voór St. Nic. durven laten verschijnen? Ik zoû het probeeren: anders heb ik maar berouw van mijn ijver! Van Hall heeft geen bezwaar. Een tweede druk van De Stille Kracht al in 1901 .... laat ons maar niet zoo fast gaan! Wij denken ons met Oct. alhier te vestigen en hebben een klein, maar aardig appartement gehuurd,Ga naar voetnoot150 waar ik hoop U later nog eens met Uw vrouw te zien! Ongeveer 20 of 25 April hopen wij in Den Haag te zijn, bij Boelen.
Steeds gaarne Uw dw. Louis Couperus. |
|