- Mama, heusch, ik kan niet.
- Constance, het is onmogelijk...
Hoewel zij beefde in haar zenuwen, was er iets in hun beider beslistheid, dat haar kalmeerde. Maar zij werd achterdochtig.
- Zeg me, waarom je gekibbeld hebt. Als je het onmogelijk kunt bijleggen, is het niet om een kat.
- Laat ons, als het mogelijk is, eerst rustig eten, zei Van der Welcke. Ik zal je straks alles zeggen, als je ten minste kalm kunt zijn.
Hij begreep, dat hij haar niet meer in onwetendheid kon laten. Zij verzamelde haar geestkracht om rustig te blijven. Na het lunch, alleen met haar man, vroeg zij:
- Zeg mij nu, wat er is...
- Op éen voorwaarde, dat je kalm blijft... Als het eenigszins mogelijk is, wil ik geen scène. Al was het alleen om ons kind, dat veel heeft geleden.
- Ik ben kalm... Zeg het mij... Waarom heeft hij geleden?
Hij zeide het haar, nu. Zij bleef kalm. Zij had eerst nog, uit geest van tegenspraak, willen vergoêlijken, maar een diepe neêrslachtigheid zonk in haar, toen zij dacht aan hun kind, en dat hij geleden zoû hebben. Zij voelde, heel kort, een vlijmende pijn na, een twijfel, of het niet heel verkeerd was geweest, dat zij terug was gekomen, in haar land, in haar stad, te midden van al de haren. Maar zij zeide alleen:
- Kwaadspreken... dat schijnen de menschen overal te doen...
Nu zij kalm scheen, wilde hij haar ook alles zeggen, en vertelde haar, dat hij geweest was bij de Van Saetzema's en Jaap had gedreigd.
Haar drift ziedde even op, maar viel dadelijk neêr, in de diepe neêrslachtigheid, die haar plotseling als verlamde, zoo moedeloos maakte, dat zij niet wist, wat, hoe. De vlijmende pijn na, en de twijfel weêr, of het niet heel verkeerd was geweest...
Maar zij uitte dien twijfel niet, en zij ging alleen naar de ‘torenkamer’, waar haar kind nog was...
- Ga je uit, Addy? vroeg zij vaag, kalm in hare neêrslachtigheid.
- Laten wij samen uitgaan, mama, zeide hij.