| |
VII.
O, die nacht, die vervoerende nacht voor de Serenissima Mammea! Het Volk heeft om haar Alexander geroepen, vertoond heeft hij zich op het balkon tusschen haar en Moeza zelve.... het Volk heeft Augustus hem uitgeroepen! En nu, uit het zwart krioelende volk, dat den Palatinus is opgedrongen, dat het Palatium is binnengedrongen, komt uit die verwarring getreden Fulvius, de Praefekt van Rome, de aanhanger van Antoninus! naar het atrium, waar in hevigste opgewondenheid van officieren en hoftrawanten de Moeders terug zijn gekeerd | |
| |
met den Caezar -: Fulvius, door het Volk gezonden, en bang voor zijn leven, zoo hij niet aan hun uitgeschreeuwde wenschen voldoet.... en hij zegt:
- Clarissima.... Het Volk van Rome verlangt.... Het verlangt, om de veiligheid van den Caezar, dat hij zich met ùzelve en de Serenissima.... begeve naar het Kamp....
Maar de Clarissima, in hare zwaar gele zijden, goudpalm-bestikte palla, richt zich op, in geheel hare autoritaire vorstelijkheid, en zij zegt:
- Het Volk van Rome verlangt? Het eìscht? Het verlangt en het eischt wellicht allerverstandigste dingen, want zeker is de Caezar, trots zijn bewaking, op het Palatium niet meer veilig. Maar voor wie is hij niet veilig! Voor een bende onwaardigen, die de keizer met genade overstelpt heeft, tot van nacht toe, Fulvius, en niet langer! Verstaat het Volk van Rome dàt? De Caezar is Caezar, Fulvius, maar de Caezar is niet Augustus!
- Clarissima....
- De Caezar is niet Augustus!! roept heftig de oude Moeza, opvlammend in haar gele palla in het valsche licht van vroegsten morgen en nòg brandende nachtflambouwen. De Caezar is niet Augustus! En de Caezar verlangt niet het | |
| |
te zijn! Hij is trouw aan Zijne Goddelijkheid, Antoninus! Hij verlangt niet de heiligheid van zijn keizerlijken neef te schenden, zoo als het Volk van Rome die van nacht heeft geschonden! Fulvius, weet het Volk van Rome niet, dat eensgezindheid en liefde heerschen tusschen Zijne Goddelijkheid en den Caezar, zoo zeg het hun eerst, vóor ik tot veiligheid van den Caezar, Alexander naar het kamp vergezel! Zeg het hun, zeg het hun, dadelijk! Dat ik niet meer hoore roepen: Augustus! Antoninus, Antoninus is Augustus! Is de keizer aansprakelijk voor wat een bende, die de overstelping van zijn genade niet heeft kunnen verdragen, in het duister samenzweert? En vergeet het Volk van Rome, omdat het Alexander bemint, zijn gezworen trouw en zijn liefde voor Antoninus?
- Clarissima....
- Ga, dadelijk, Fulvius! Zeg het hun! Laat het uitroepen! Laat dadelijk mijn wil worden bekend! En laat het Volk oogenblikkelijk het Palatium, den Palatinus verlaten! Is dit de overval van een belegerde stad in den nacht!! Ga, ga, Fulvius, dadelijk!!
Zij wijst hem weg; hij gaat, tusschen zijn lictoren, bàng voor zijn leven. En zij hoort hem roepen:
| |
| |
- Volk van Rome....! Quiriten....! Hoort de wil van de Clarissima Moeza, de Eerwaarde Moeder, Grootmoeder van Zijne Heiligheid, den keizer Antoninus Augustus!
- Alexànder, Alexànder Augustus!!
- De Caezar is niet Augustus! Niet verlangt de Caezar Augustus te zijn! Alexander is trouw aan Zijne Goddelijkheid, Antoninus! Hij verlangt niet Zijne Heiligheid te schenden, zoo als het Volk van Rome hem van nacht heeft geschonden!
Moeza, die geluisterd heeft, wenkt een vertrouwden eunuch.... Maar Mammea, stralende, zegt:
- Moeder, o Moeder! Gaan wij nù naar het Kamp??
Moeza ziet haar vast in de oogen.
- Wij gaan naar het Kamp, Mammea, opdat Alexander veilig is voor de lagen van.... Hierocles! Voor de bende! Maar ik ga niet, voor dat ik zeker ben, dat Antiochianus, als praefectus-praetorio, ons in het Kamp kan ontvangen, in naam van den keizer, van Antoninus. Daarom zend ik boodschap naar de Hoop....
- Moeder! Moeder! U weet toch, dat Antoninus zèlve - nièt zijn gunstelingen alleen! - Alexander naar het leven staat!
| |
| |
- Ik weet, dat ik twee dochters heb en twee kleinzonen: een keizer en een Caezar! Ik weet, Mammea, dat ik het niet zijn zal, die Antoninus ontrouw zal zijn, wie het ook zij, wie het ook zij! Als Alexander is hij het bloed van mijn bloed! Naar het Kamp zullen wij gaan, maar niet eer ik verzekerd ben, dat daàr.... mij Antiochianus ontvangt, uit naam van mijn kleinzoon Antoninus.... Wij vluchten niet met een verwarde horde meê.... Wij vluchten niet voor Antoninus.... Wij gaan naar des keizers eigen Kamp, opdat Alexander veilig is voor Hierocles....
- Voor Hierocles niet alleen!
- Voor de bende.... Hoor, Psammeticus!
Zij fluistert snel tot den eunuch:
- Neem een draagstoel.... twaalf loopers, dat gaat vlug.... Een wacht Praetorianen.... Ga naar de Hoop.... Zeg Antiochianus, dat hij dadelijk naar het Kamp vertrekt.... met drie thurmae katafractariï.... Dat Aristomachos bij den keizer blijft waken.... Dat de gunstelingen zich niet vertoonen, vooral niet Hierocles.... Dat, zoo de keizer hen niet aanstonds verbannen kan, zij zich niet van nacht, morgen, dezer dagen vertoonen.... Dat zij zich op de Hoop blijven verbergen.... Zeg Antoninus mijn | |
| |
liefde.... Zeg hem, dat het Volk wil, dat wij gaan naar het Kamp om den Caezar.... en dat dit ook beter is.... Zeg hem, dat ik over hem waak, ook van verre.... Dat ik, na in het Kamp Alexander te hebben gebracht, tot hem kom, in de Hoop.... Zeg Zijne Eeuwigheid, dat hij de Senaat terugroept.... Zeg dat alles.... aan Antoninus.... aan Antiochianus: vergeet niets.... Ga, ga gauw, Psammeticus.... Kom zoo gauw mogelijk terug.... Laat Antiochianus zich haasten.... Laat hem wijd de
Porta Praetoria openen, in afwachting van onze komst.... Zeg hem, met kràcht het Leger in bedwang te houden, en den Caezar in naam van den keizer te ontvangen in de veiligheid van zijn Kamp.... In volkomen orde, zonder oproerigheid.... Ga, ga Psammeticus, en vergeet niet: vergeet niets....
Mammea heeft alles gehoord.... Zij weet, zij voelt, dat de Moeder almachtig is.... dat zij het geld heeft in handen.... de schatten, die zij bergt, niemand weet waar.... Toch is zij strálende, dezen nacht van vervoering, Mammea, de Serenissima.... Toch ziet zij Alexanders toekomst als purper.... Haar kind, geboren op den Alexandersdag, tijdens het feest, in den tempel te Arcena, den Macedonischen | |
| |
heros gewijd; geboorte, omringd door voorteekenen.... Een duif legde een purperen ei dien dag.... de beeltenis van keizer Trajanus viel neêr over de sponde van Alexanders vader, waarboven zij hing.... de voedster heette Olympias, als Alexander des Grooten moeder! Zijzelve, Mammea, had gedroomd, dat zij een purperen draakje baarde; haar gemaal droomde, dat hij ten hemel steeg op de vleugelen van het standbeeld der Victorie, dat stond in het Senaatsgebouw.... Altijd heeft zij stille hoop gekoesterd.... en nu kàn zij niet meer twijfelen: het Volk heeft haar kind al Augustus uitgeroepen: Alexander zàl keizer zijn!
- Moeder.... wanneèr gaan wij naar het Kamp?
- Niet vóor Psammeticus terug is gekeerd.... Zoo hij heel vlug is, hem geen ongeval overkomt.... binnen een uur...., Zie, het Volk keert al terug uit de tuinen.... Er komt al een kalmte na Fulvius' woorden....
- Zal Alexander, Moeder, te paard gaan?
- In dichte lectica, Mammea, gaat hij met ons! Ik wil geen nuttelooze betooging.... Ik wil, met het Volk, Alexander in veiligheid, in het Kamp, maar meer wil ik niet!
- In veiligheid, niet alleen voor de bende!!
| |
| |
De oude vrouw grijpt haar dochter ruw den arm.
- Maak mij niet radeloos! sist zij haar dochter aan het oor. Maak mij niet radeloos! Weet ik het niet? Weet ik niet, dat Antoninus
Alexander haat? Aan wie ligt de schuld? Aan jou onverzoenlijkheid misschien, Mammea! Maar al haat Antoninus Alexander, ik handhaaf den keizer, en méer wil ik niet dan je zoon in veiligheid, en daarna de verzoening van die twee kinderen! Ik wil, ik wil die verzoening! Zij zùllen zich verzoenen, hoor je, Mammea! Zij zullen zich in het Kamp samen vertoonen! En omdat ik dat wil, en omdat dat zal zijn, zoo als ik het wil, mag geen zweem van verdenking rusten op Antoninus zelven! Hij is onschendbaar, hij is onaantastbaar! Hij is keizer en hij is Helegabalus! De bende? Het Volk mag ze villen! Hierocles? In stùkken mogen zij hem hakken! Maar Antoninus wil ik onaantastbaar, wil ik onschendbaar. Moet ik voor niets hem hebben aanbeden? Hem voor niets meer dan mijzelve hebben liefgehad? Voor niets gewerkt hebben aan de heerlijkheid van zijn almacht? Goed dan, hij is mijn lieveling! Je verwijt mij, dat hij mijn lieveling is! Nu goed dan: hij is mijn lieveling! Hij is de oudste en | |
| |
hij is de heerlijkste! Hij is een gòd: je zoon is een knaap, een lieve, flinke, jonge Romein, en niet meer! Antoninus, hij is een gòd! Hij is, die hij is! Hij doet als hij doet! Zijn hartebloed stroomt anders dan het onze, Mammea! Zijn ziel trilt met meerdere trillingen! Hij is de Man-Maagd op aarde: oordeelen wij diè? Zijn goddelijkheid verontschuldigt zijn menschelijkheid. Ik had wellicht Antoninus anders in zijne menschelijkheid gewenscht: wat is mijn wensch tegenover de wil van den God, onuitspreekbaar! Hij is, die hij is! Hij is goèd! Hij is mijn keizer, en hij is mijn lieveling! Ja, hij is mijn lieveling! Ik handhaaf hem, trots alles en iedereen, tegen heel het Romeinsche Volk in, als zij hem beginnen te haten....! Eenmaal.... likten zij het zand, waarover hij trad.... Stil! Stil!! Niets wil ik hooren! Geen woord tegen Antoninus! Geen enkel woord! Om zijn goddelijkheid aanbid ik hem, en zijn menschelijkheid, tweevoudig, mannelijk, vrouwelijk, heb ik lief als zij is, en wil ik leiden zoo ver ik vermag.Wil ik leiden tot de Verzoening! Maar geen woord duld ik tegen hem!
De parken uit is het Volk gevloeid.... Lichter is de morgen geklaard na dien nacht van glanslooze starren.... Langer dan een | |
| |
uur, o zeker, is Psammeticus weggebleven en Mammea's ongeduld is onuitstaanbaar.... haar verlangen stijgt tot een koorts.... Ook al duldt Moeder niet, dat Alexander te paard naar het Kamp gaat, toch hoopt zij, vaag, vele dingen.... Daàr komt de eunuch terug; hij werpt zich - velen hooren toe - plat over den grond aan Moeza's voeten; hij zegt:
- Eerwaarde Clarissima.... mijn onwaardige mond brengt u de liefde en groet van Zijne Eeuwige Goddelijkheid, die gisteren den Gemaal, gevaar voor Rome, verstiet.... Heden keert de Senaat in genade binnen Romes poorten terug.... Zijne Eeuwige Goddelijkheid, door mijn onwaardigen mond, zegt zijn liefde aan den schitterenden Caezar, en diens Moeder, de Serenissima.... Antoninus Augustus verzoekt den Caezar en de beide eerwaarde Moeders dezen morgen in het Kamp binnen te trekken, tot alle onrust, door Hierocles verwekt, gestild moge zijn.... De praefectus-praetorio, Antiochianus, zal aan de poort van het Kamp U, Moeders, en den Caezar ontvangen....
Honderden hebben het antwoord gehoord, en als zich de Menigte verspreidt, als tot den tocht naar het Kamp de orders worden gegeven, gaan de geruchten door het Palatium, | |
| |
over den Palatinus en de area, over de straten heen en wegen, waar zich het Volk opstelt om Alexander toe te juichen:
- Heb je gehoord: hij verstiet Hierocles....?
- Ook de anderen van de bende....?
- Dat weet ik niet, maar als hij Hierocles van zich stoot....!
- De Senaat keert terug....
- Ha-ha, op giraffen? In tonnen??
- Heb je gehoord? Heb je gehoord?? Antoninus zendt zijn liefde aan den ‘schitterenden’ Caezar?
- Aan de Serenissima!
- Hij verzoekt zelve hen in het Kamp te komen!
- Vertrouw dat toch niet: dat zijn woorden....
- Dat zijn woorden van Psammeticus....
- Een geslepen eunuch....
- Antiochianus zal den Caezar ontvangen!
- En Antiochianus haàt Alexander?!
- Is dat dan de Verzoening??
- Komt de optocht van de Moeders daar al?
- Zie je Alexander nog niet? Eindelijk zullen wij hem zien.... In wéken hebben wij hem niet gezien.... Heeft hij zich niet vertoond.... Ja, van nacht, op het balkon, eén oogenblik.... Maar nooit op straat, nooit in | |
| |
het Kamp.... Zie je hem? Zie je hem dan nog niet?? Rijdt hij op een wìt paard? Wat.... zie je hem niet? Waar is hij dan....? Is hij in de lectica met de Moeders?! Heil, heil Alexander Caezar Augustus!!!
- Stt.... Dat mag je niet roepen!
- Dat mag je niet roepen, burger! Antoninus is Augustus!
- Zoo, mag ik Alexander Augustus niet roepen? En van nacht mocht ik het wel!
- De keizer verzoent zich met Alexander....
- Verzoent de keizer zich?
- Is alles dan afgeloopen....?
- Zien we dan niets meer, van morgen....?
- Of zien we nog de Verzoening....?
- Komt de keizer dan ook in het Kamp....?
- Gebeurt er dan wat....? Gebeurt er dan wat....?
- Een optocht? Een Dienst?
- Een Dans misschien?
- Nou, ik heb genoeg van dansen....
- En zelfs van optochten ik!
- Ik ken ze van buiten, hoor: Ave Antonine! Ave Antonina!
- Altijd dat zelfde Magiërgebas!
- Ik dacht dat er oproer zoû komen.... Opstand.... Burger-oorlog....
| |
| |
- Dat valt je niet meê, hè!
- De Oude Hoop brandde gisteren al zoo mooi!
- Wel neen, dat waren drie boomen, die brandden!
- Gebeurt er dan nièts van daag!!
- Nou, àls er van daag dan niets gebeurt.... en als ik Alexander zelfs niet zien mag.... dan ga ik....
- Waar ga je dan heen, zeg, burger?
- Dan ga ik, burger, naar bed!
|
|