riën... Astarte zelve... een groote koninklijke vrouw, die als om zich heen de sterren meêsleepte... Hij richtte zich half op, herhaalde in verbazing haar naam, en haar lach klonk hem toe als de zilveren gamma's van een lier, terwijl zij haar sterren als een sluier weg van zich wierp, naderde in de weeke plooien van haar witte gewaad, en zeide:
- Mijn broeder... ik heb u gevonden...! Ik ben niet de godin, al droeg ik haren sluier ook nu nog even, om u voort te laten droomen... Ik ben ook geen herderin, al spreek ik uw taal... Ik ben Idonia, Opperbouwmeesteres van het Vijfde Terras van Babel... Maar ik spaar u mijne verdere titelen... en ik vraag u niet naar de uwe... Dat gij een prins zijt, zie ik... Dat gij ellende leed, zag ik... Vergeef mij, dat ik gewaagd heb u naar mijn paleis te laten voeren... Gij laagt in zwijm, ge waart vertrapt geworden, door de menigte, die stroomde in het heiligdom...
Cyrus was opgerezen en hij dankte de schoone vrouw. En hoewel zij hem niet verder vroeg, zeide hij haar, wie hij was, en hoe en waarom hij gekomen was... Zij doorpeilde hem met haar lachenden blik. Zij kende hem in een oogwenk: zij wist zijn drift, zijn hoogmoed, zijn verlangen, zij wist zijn twijfel en zijn medelijden... Zij wist zijn weedom en zijn wanhoop. Zij had hem in een gril - want medelijden was haar vreemd - laten opnemen van de straat en nu vermaakte hij haar, omdat hij was zoo jong, zoo sterk, zoo vorstelijk, zoo naïf, vol verheerlijking en vol wanhoop, omdat hij de sterren hoorde zingen en Babel hoorde klagen en terwijl zij bleef luisteren nu hij vertelde van de slaven, van den onwrikbaren Man en het lieflijke Kind, dacht zij:
- Wèl een kind van de bergen, een zoon van de herders! Baäl! Hij denkt, dat het waarheid is! Hij denkt, dat Babel hoog is! Hij gelooft aan de geestdrift der Bouwmeesters! Hij gelooft aan alles wat hij ziet en hij hoort! Hij gelooft, dat de sterren zingen, en bloeien in den tuin van Astarte! Hij gelooft, dat Babel tot Baäl leidt langs sporten van zonneglans! Hij gelooft, dat de slaven voelen en lijden! Baäl! Baäl!! Dat is het heerlijkste in hem! Hij gelooft, dat de slaven voelen! Dat zij lijden! Hij heeft er dertig bevrijd! Hij