plaats, plein van marmer, eene stuivende fontein in het midden, oaze van dadels en palmen.
Cyrus volgde het zwieren van haar hemd, van heure haren, het duiken op hare knieën, het vangen der denkbeeldige vogels. Hij had nooit zoo zien dansen een der mysteriën van Astarte en hij had dien dans willen begrijpen, tegelijk met de woorden des wijsgeers. Maar hij begreep geen van beiden en hij blikte, suf bijna, rond van de een naar den ander. Plotseling staakte Myrrha haar dans en liep langs de menigte, uitgestoken haar handje. Het regende kleingeld in haar palm. Ook de wijsgeer daalde zijn nis af, liep rond, uitgestoken zijn hand. Hij haalde niet veel op dezen keer...
- Kom, zeide Myrrha, kom meê, mijn prins en mijn herder!
En zij sleepte Cyrus lachende verder.
- Nu hebben wij wat om te eten, nu hebben wij wat om te eten! juichte zij als een kind.
Vlug trippelde zij de kleine trapjes op van een nauwe zijstraat...
- Waar gaan wij heen? vroeg Cyrus onwillig.
- Naar een feest! Er zijn overal banketten, omdat Babel weêr wordt gebouwd... Kom meê!
Zij sleepte hem meê langs een smalle straat, door een ronde poort. Een lange, lage, dompige feesthal strekte zich uit, blauw van den walm van spijzen, wazig van den adem der feesters, die lagen aan lange tafels aan. Een oorverdoovende muziek van snerpende harpen en schelle trompetten, waartusschen bonzende trommen dreunden en valsche cymbalen kletterden, raasde rond door de zaal.
- Heerlijk, heerlijk! juichte Myrrha. Kom, zoeken wij een plaatsje!
Zij liepen de tafels langs, maar de banken lagen vol feestvierders. Eindelijk in een hoek, vonden zij een heel klein plaatsje: een enkel verschoten kussen, juist verlaten door een gast, die dronken, waggelend, wegstrompelde.
- Hier, riep Myrrha. Ga zitten. Neem mij op je schoot, mijn Cyrus!