van Babel, uit alle streken der winden, met lange karavanen, die nu in den avond waren als zwarte strepen van mieren over de vaagroode avondwoestijn. Duizenden gingen naar Babel op, nu vaarde het gerucht, dat de Bouw werd hervat door de trotsche Bouwmeesters van Babel. En Cyrus zag de karavanen - de zwarte strepen van mieren - wriemelen de trappenvluchten op, die - gezien uit de verte, klein - zich uitbreidden hoe dichter de jongen nabij kwam, tot hij zich mengde met de duizenden, en tot het hem scheen of iedere treê van het monsterachtig monument zelve een Stad was, zelve éene opeenstapeling werd van weêr koepels, weêr tinnen en spitsen - alsof men slechts langs traptredende steden het eerste Babelterras zoû bereiken. En een gevoel van ontzag werd in hem wakker, den jongen herdersprins, die kwam uit den eenvoud van bosch- en van bergleven. Dàt, dat hadden de menschen gedaan, de voorvaderen van de menschen! Dàt, dat hadden de reuzen gedaan, de Enochskinderen, die den hemel wilden bereiken door trap te bouwen tot trap, terras tot terras, en toren te zetten op toren! Op iedere trede - stad - rezen hooger de tinnen, de spitsen, en bogen als luchtbruggen vereenigden kanteelen en kogels. Van de kartelingen der kanteelen naar de gouden en bronzen torenballen welfden door de sombere lucht zich de bruggen als telkens hooger beschrevene halfcirkels. Zoo bouwden zich de trapsteden tot elkaâr, zoo vloeide samen al het monument. Hoe dichter Cyrus kwam, met de duizenden meê, hoe minder - in de vaagheid van den nacht - hij onderscheidde de primitieve idee van den Bouw. Een wereldgeruisch gonsde al aan, de stem van menschenmillioenen, het zeegeruisch van Babel, als een koor van trillende harpen, en terwijl Cyrus, heel hoog, de sterren te voorschijn zag treden en ze hem lonkten met goden-oogen, meende hij tusschen de ruischende harpen te hooren een klacht, een vreemde kreunende klacht, suizende... Maar hij onderscheidde niet en ging voort met de karavanen, de tientallen duizenden... De wereld liep Babel op, dat in den starrennacht ging glinsteren van eigen lichten, festoenen van helle lampen, als ketens en slingers van vuurwerk en feestverlichting. En Babel was, toen Cyrus